Bettje Polak (roepnaam Betty) was een dochter van Salomo Polak en Klara Nathans. Zij trouwde in Hoogeveen op Zondag 14 April 1929 (choepa) met de godsdienstleraar en latere oppervoorzanger Herman Isidor de Lieme uit 's Hertogenbosch, een zoon van Meijer de Lieme en Anna Rachel Italie. Het echtpaar kreeg twee dochters, die beiden de Holocaust hebben overleefd.
Bettje en Herman waren apart van hun kinderen ondergedoken, maar werden verraden. Op 28 November 1943 kwam Bettje en haar man aan in Kamp Westerbork, waar zij hebben moeten verblijven in barak 67. Behalve dat er aantekening werd gemaakt op haar kaart van de Joodse Raad betreffende haar opleiding (3-jr. HBS) werd nog als bijzonderheid vermeld dat zij grote interesse had in costuumnaaien en koken.
Op 25 Januari 1944 werd Bettje samen met haar man naar Auschwitz gedeporteerd waar zij direct bij aankomst op 28 Januari 1944 werd vermoord. Herman Isidor werd enkele maanden later, op 31 Mei 1944 van het leven beroofd.
Bettje had nog een broer Simon en twee zussen, de tweeling Bep en Lineke. Haar broer Simon sneuvelde tijdens de slag op de Grebbeberg op 13 Mei 1940; Haar zus Betsy Aaltje (Bep) werd in Auschwitz vermoord. Haar tweelingzus Carolina Bertha (Lineke) stierf op 19 Februari 1930, slechts 12 jaar oud.
Website www.wiewaswie.nl en het archief van de Joodse Raad Amsterdam, kaart van Bettje de Lieme Polak en Herman Isidor Polak.