Biografie

Over Betje Scheffer-Tokkie

Betje Tokkie uit Rotterdam was een dochter van Marcus Tokkie en Ester Blazer. Zij trouwde op 28 Augustus 1895 in Rotterdam met de Haagse koopman Levie Scheffer, een zoon van Samuel Scheffer en Helena Sophia Frank.  Het echtpaar kreeg twee zonen, t.w.  Samuel in 1896 , die de oorlog heeft overleefd en Marcus in 1898, die tijdens de Sjoa is vermoord.

Betje Tokkie, haar man Levie en haar beide kinderen Samuel en Marcus Scheffer verhuisden op 16 October 1903 van Rotterdam naar Den Haag, waar zij woonden in de Kleine Bagijnestraat 7. Op 7 Juli 1926 werd Levie Scheffer opgenomen in het Psychiatrisch ziekenhuis “St.Joris Gasthuis” in Delft waar hij op 18 November 1936 is overleden. Zijn weduwe, Betje Scheffer-Tokkie verhuisde met haar kinderen op 19 October 1926 naar de Kraaijenhoffstraat 46 II en per 30 Juli 1936 naar de Zuylichemstraat 18 in Den Haag.

Haar zoon Samuel, lederwaren fabrikant, trouwde op 10 April 1918 met een niet Joodse vrouw, verhuisde toen naar een ander adres en kreeg met haar in Juni 1918 een dochter Betje. Dit gezin overleefde de oorlog. Haar jongste zoon Marcus trouwde op 5 Augustus 1925 met Hendrika van Coeverden uit Amsterdam; zij woonden op de Hoefkade 293 in Den Haag. Marcus en zijn vrouw Hendrika werden in de Sjoa vermoord.

Betje verhuisde uiteindelijk weer naar Rotterdam. Op haar registratiekaart van de Joodse Raad is haar laatst bekende adres genoteerd als Joost van Geelstraat 31a in Rotterdam. Op 14 October 1942 is zij in Kamp Westerbork geregistreerd en op 23 October  gedeporteerd naar Auschwitz. Bij aankomst aldaar op 26 October 1942 werd zij onmiddellijk vermoord.

Stadsarchief Rotterdam, huwelijk Levie Scheffer en Betje Tokkie; Gemeente archief Den Haag, gezinskaarten van Levie Scheffer en Samuel Scheffer; Archief Delft, overlijdensakte 492 van de gemeente Delfd d.d. 18 November 1936 voor Levie Scheffer.

Alle rechten voorbehouden