Nathan Smeer was een zoon van Jacob Smeer en Elisabeth Pool. Hij trouwde op 24 Juli 1929 in Amsterdam met Rosetta Swaab, een dochter van Samuel Swaab en Betje van Gelderen. In Juli 1927 werd hun dochter Frederika al geboren. Zij werd samen met haar moeder in Sobibor vermoord, haar vader in het turfkamp Dorohucza.
Nathan was geboren in een gezin met zes kinderen. De vader van Nathan, Jacob Smeer, kwam uit een gezin van meer dan tien kinderen. Eén daarvan, een broer van Jacob Smeer was Azor Smeer. Azor Smeer was getrouwd met Sara Cohen en zij hadden vijf kinderen en een dáárvan was Izak, die zes jaar ouder was als Nathan. Als neven zijn Izak en Nathan samen gefotografeerd in Amsterdam in 1925.
Nathan en zijn gezin woonden vanaf 18 Januari 1940 in de Valckenierstraat 1 op de 1e etage. Hij was fotograaf van beroep. Uit zijn registratiekaart van de Joodse Raad blijkt dat hij op 15 April 1943 als “strafgeval” naar Kamp Westerbork werd afgevoerd waar hij moest verblijven in barak 66. Op 20 April werd hij als “strafgeval” gedeporteerd naar Sobibor, waar hij bij aankomst niet onmiddellijk werd vermoord. Nathan werd na aankomst op 23 April 1943 als één van de weinigen geselecteerd en doorgestuurd naar het “SS-Arbeitslager Dorohucza” waar turf werd gewonnen. Dit kamp was eind Februari/begin Maart 1943 in gebruik genomen en lag halverwege Lublin en Chelm, op 5 km afstand van Trawniki. Om de productie op peil te houden moest het zware werk zonder onderbreking doorgaan. Omdat velen door uitputting stierven, was er steeds behoefte aan nieuwe slaven. Dat was de reden waarom in Sobibor na aankomst van transporten de benodigde verse krachten voor Dorohucza werden geselecteerd, wekelijks zo’n 80 man. De leiding daar wist zeker dat iedereen in het turfkamp binnen enkele weken zou sterven. Van permanente bezetting van 500 Joden was de helft Nederlanders. Ook Nathan Smeer behoorde daarbij. Nathan is uiteindelijk in Dorohucza op 30 November 1943 om het leven gekomen.
Natha’s vrouw Rosetta Swaab en zijn dochter Frederika zijn met hetzelfde transport van 20 April naar Sobibor gedeporteerd, waar zij beiden op 23 April 1943 bij aankomst zijn vermoord.
Bron: Stadsarchief Amsterdam, archiefkaart Nathan Smeer en Rosetta Swaab; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Nathan Smeer, Rosetta-Smeer-Swaab en Frederika Smeer en het boek “Vernietigingskamp Sobibor”, hoofdstuk Dorohucza/Lublin blz 124 en verder door Jules Schelvis.