Mietje de Horst is de dochter van koopman en veehandelaar Heijman de Horst en Aaltje Leuw. Ze is één van de elf kinderen uit dit gezin. Een aantal broers en zussen van Mietje sterft als baby, enkele anderen in de jaren dertig. Haar ouders sterven respectievelijk in 1896 en 1904. Als de oorlog uitbreekt zijn er nog twee zussen van Mietje in leven. Beide zussen komen tijdens de oorlog om in Sobibor.
Op 15 augustus 1902 gaat Mietje in ondertrouw en ruim twee weken later, op 2 september, trouwt zij in Zwolle met veehandelaar Bernhard Vomberg. Het echtpaar krijgt twee dochters. Het gezin verlaat op 31 juli 1936 Zwolle en neemt zijn intrek in een woning aan het Kanaalpad op nummer 5, in Apeldoorn. Op 23 februari 1939 overlijdt Bernhard.
Mietje werkt tijdens haar huwelijk als kostuumnaaister, later als kantoorbediende. Haar dochters Pauline (*1904) en Alida (*1906) werken beiden in het Apeldoornsche Bosch. De oudste dochter is chef van de afdeling correspondentie, de jongste is hoofd van de huishouding, maar wordt ook genoemd als verpleegster.
Nadat Mietje weduwe is geworden, blijft ze tot oktober 1942 in haar eigen huis wonen. Ze verhuist onvrijwillig naar het Apeldoornsche Bosch. Daar wordt ze niet met het beruchte transport van 22 januari 1943 naar Auschwitz gedeporteerd, maar blijft zij met anderen achter. De reden hiervoor is niet duidelijk. Op 9 april 1943 wordt zij geregistreerd in Kamp Westerbork. Vijf dagen later overlijdt ze hier en ze wordt een dag later gecremeerd.
De dochters Pauline en Alida worden in april 1945 vanuit concentratiekamp Bergen-Belsen, zonder een specifieke eindbestemming, oftewel met ‘Het Verloren Transport’, naar het Oosten gedeporteerd. De trein waarin zij zitten wordt, na tien dagen doelloos rondrijden, in de omgeving van Tröbitz door de Russen bevrijd. Beide zussen overleven hierdoor de oorlog.
Mede op grond van het werk dat Pauline al voor de oorlog heeft gedaan voor de voogdijvereniging Lesammeiach Hajeled, en van wat zij na de oorlog aan vergelijkbaar werk in Amsterdam doet, wordt haar in 1956 een Ridderorde toegekend.
Bronnen: CODA Archief Apeldoorn, Erica adresboek van Apeldoorn, Yad Vashem, het Gelders Archief, afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork, het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters, Joods Erfgoed Rotterdam, Historisch Centrum Overijssel.
5 februari 2019