Sara Overste was een dochter uit het tweede huwelijk van haar vader Samuel Overste, (zoon van Simon Overste en Elisabeth Simons), en Esther Overste, (dochter van Joseph Overste en Sara Finsij). Het was een huwelijk tussen neef en nicht – grootvader Simon was een broer van Joseph Overste.
Sara Overste was ongehuwd. Zij woonde met haar ouders in de Blasiusstraat 13 I in Amsterdam. Op 10 April 1936 overleed haar moeder; haar vader hertrouwde in September 1936 met Fijtje Blitz, die ook in de Blasiusstraat 13 I kwam wonen. Het huwelijk van haar vader leek niet goed te gaan en op 30 Augustus 1940 vertrok zij uit huis naar haar oom Samuel Overste, een broer van haar moeder, die op de Nieuwe Prinsengracht 112 hs woonde. Daar bleef zij tot 4 November 1940 en kwam toen weer terug in de Blasiusstraat 13 I.
Op 1 September 1941, toen haar vader en haar stiefmoeder al uit elkaar waren, verhuisde zij met haar vader mee naar de Weesperstraat 38 II. (De echtscheiding van haar vader werd op 19 September 1941 ingeschreven in de Burgerlijke Stand). Sara bleef tot 21 April 1942 bij haar vader wonen in de Weesperstraat maar per die datum verhuisde zij opnieuw: zij had een "betrekking" gevonden elders in Amsterdam.
Sara Overste was naaister en dienstbode en kwam terecht op het adres Nicolaas Maesstraat 93 bovenhuis waar de confectiefabrikant Meijer Druijf uit Meppel woonde, die gehuwd was met de Amsterdamse Grietje Oesterman. Zij zal gereageerd hebben op een advertentie in het Joodsche Weekblad van 27 Februari 1942, waarin Mevrouw Druijf een meisje voor direct voor dag of dag en nacht vraagt. Op 21 April 1942 wordt Sara Overste ingeschreven op het adres Nicolaas Maesstraat 93b, zodat kan worden aangenomen dat zij daar voor dag-en-nacht in huis kwam.
Op 25 September 1942 werd Meijer Druijf samen met zijn vrouw Grietje Oesterman vanuit de Nicolaas Maesstraat 93b afgevoerd naar Westerbork en drie dagen later, op 28 September gedeporteerd naar Auschwitz, waar zij beiden bij aankomst op 1 October 1942 werden vermoord.
Sara Overste werd op 6 October 1942 uitgeschreven van de Nicolaas Maesstraat 93 naar de Nieuwe Prinsengracht 110 III. Haar moeder Esther Overste was al in 1936 overleden; haar vader Samuel Overste en haar stiefmoeder Fijtje Blitz waren ook al begin September 1942 weggehaald, maar door deze verhuizing kwam zij weer dicht bij haar familie te wonen, haar oom Samuel Overste en zijn vrouw die op nr. 112 hs. woonden.
Sara’s oom Samuel, de broer van haar moeder, was handzetter van het Joodsche Weekblad en hij en zijn vrouw waren daarom “gesperrt wegens functie”. Sara’s tante Maria Batavier overleed 6 Mei 1943 in Amsterdam; haar oom werd drie weken later op 26 Mei afgevoerd naar Westerbork en verbleef in barak 60. Op 1 Juni 1943 werd haar oom gedeporteerd naar Sobibor, waar hij op 4 Juni bij aankomst direct werd vermoord.
Sara zelf kwam uiteindelijk op 25 Augustus 1943 in Westerbork terecht en verbleef in (straf)barak 67, totdat zij op 31 Augustus werd gedeporteerd naar Auschwitz, waar zij bij aankomst op 3 September 1943 onmiddellijk werd vermoord.
Stadsarchief Amsterdam, archiefkaarten van Sara Overste, Samuel Overste, Esther Overste, Fijtje Blitz en Meijer Druijf, woningkaart van de Nicolaas Maesstraat 93 bovenhuis; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Sara Overste, Meijer Druijf, Samuel Overste (uit 1871) en Samuel Overste (uit 1886).