Carolina Velleman was een dochter van Hartog Barend Velleman en Mietje van Zanten. Zij trouwde op 7 September 1921 in Rotterdam met Abraham Weiman, meubelmaker van beroep en een zoon van Aaron Weiman en Mietje te Korte. Het echtpaar kreeg drie kinderen, t.w. Aaron in 1922, Hartog Barend in 1927 en Mietje Elsje in 1930.
Op 24 November 1931 verhuisde het gezin Weiman van de Vriendenlaan 30a naar de Vinkenstraat 93b en op 26 September 1939 trokken zij in op het adres Snellemanstraat 36b. Na 14 Mei 1940 kwam Carolina’s vader Hartog Barend Velleman bij hen inwonen; door het bombardement op Rotterdam was zijn woning in de Lange Pannekoekstraat verwoest en zocht daardoor ander onderkomen.
Op 4 Augustus 1942 werd het hele gezin Weiman in kamp Westerbork geregistreerd en vermoedelijk óók vader/schoonvader Hartog Barend Velleman. Het gezin Weiman werd op 2 October 1942 gedeporteerd naar Auschwitz. Dit transport stopte in Kozel, ca. 80 km westelijk van Auschwitz, waar 160 “arbeidsgeschikte” jongens en mannen gedwongen werden de trein te verlaten om als dwangarbeider tewerk gesteld te worden in de omliggende buitenkampen van Auschwitz. De overige gedeporteerden werden verder naar Auschwitz gestuurd waar Carolina Weiman-Velleman en haar dochter Mietje Elsje bij aankomst op 5 October 1942 onmiddellijk werden vermoord.
Abraham Weiman en zijn zonen Aaron en Hartog Barend kwamen als dwangarbeiders in October 1942 terecht in het werkkamp Schoppinitz. Door de uitermate slechte omstandigheden en ontberingen zijn allen daar om het leven gekomen. Hun officiële overlijdensdatum is vastgesteld op 28 Februari 1943.
Stadsarchief Rotterdam, gezinskaarten van Hartog Barend Velleman en Abraham Weiman; lijst van Jodentransporten vanuit Nederland; het Joods Monument over het werkkamp Schoppinitz en het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van het gezin Abraham Weiman.