Werken van Salomon Bonn in de Digitale Joodse bibliotheek
Wat zang en melody (1910)
Een bonte vlucht (1911)
Immortellen (1912)
Maria's bruidszang (1917)
Zangen van hoop (1919)
Jonge Mei (1924)
Ontwaking en De gelofte (1924)
Gewijde liederen (1926)
Korte levensbeschrijving van Salomon Bonn
Behalve als de eerste Joodse getto-dichter stond Salomon Bonn ook bekend als de eerste arbeiders-dichter, hoewel dat laatste waarschijnlijk niet klopt. Anderen gingen hem voor.
Salomon Bonn werd 5 februari 1881 in Amsterdam geboren, als zoon van Marcus Bonn en Catherina Speijer. Na de lagere school gaat hij direct aan het werk. Hij werkte als schoenmakersknecht, coupeur in de confectie en later als boekhandelaar. Als arbeider kwam hij in contact met het socialisme en werd hij actief voor de SDAP, de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij. Hij trouwt met Vrouwtje (Fre) Kaas die overlijdt in 1911, kort na de geboorte van hun zoon Richard Herman. Net als Sal was zij actief in de SDAP. Vier jaar later trouwt hij opnieuw, met Schoontje Lisser, een diamantslijpster.
Zijn poëzie is eenvoudig, vertoont invloeden van Gorter en Adama van Scheltema en laat zijn betrokkenheid met het socialisme zien. In de bundel *Een bonte vlucht* beschrijft hij in een reeks gedichten het harde lot van de arme Russische boer en een opstand van Russische maaiers. Na de dood van zijn eerste vrouw verschijnt de bundel *Immortellen* waarin één van de gedichten refereert aan haar overlijden. In *Gewijde liederen* (1926) gaat hij dieper in op zijn Joodse identiteit en in een ander werk betuigt hij zijn steun aan het Zionistisch congres en Theodor Herzl.
Naast het schrijven van gedichten en toneelstukken en het handelen in boeken, declameerde Bonn onder meer voor de VARA-Radio (1930). Hij was medewerker van (o.a.) *De Gids* (1908-1912), *De XXste Eeuw* (1909), *De Vrijdagavond - Joodsch Weekblad* en *De Socialistische Gids*.
Salomon Bonn overlijdt in 1930 aan een longaandoening, in zijn huis aan de Transvaalstraat in Amsterdam. Op 16 augustus van dat jaar wordt hij begraven op de Joodse begraafplaats in Diemen.
Salomon Bonn werd 5 februari 1881 in Amsterdam geboren, als zoon van Marcus Bonn en Catherina Speijer. Na de lagere school gaat hij direct aan het werk. Hij werkte als schoenmakersknecht, coupeur in de confectie en later als boekhandelaar. Als arbeider kwam hij in contact met het socialisme en werd hij actief voor de SDAP, de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij. Hij trouwt met Vrouwtje (Fre) Kaas die overlijdt in 1911, kort na de geboorte van hun zoon Richard Herman. Net als Sal was zij actief in de SDAP. Vier jaar later trouwt hij opnieuw, met Schoontje Lisser, een diamantslijpster.
Zijn poëzie is eenvoudig, vertoont invloeden van Gorter en Adama van Scheltema en laat zijn betrokkenheid met het socialisme zien. In de bundel *Een bonte vlucht* beschrijft hij in een reeks gedichten het harde lot van de arme Russische boer en een opstand van Russische maaiers. Na de dood van zijn eerste vrouw verschijnt de bundel *Immortellen* waarin één van de gedichten refereert aan haar overlijden. In *Gewijde liederen* (1926) gaat hij dieper in op zijn Joodse identiteit en in een ander werk betuigt hij zijn steun aan het Zionistisch congres en Theodor Herzl.
Naast het schrijven van gedichten en toneelstukken en het handelen in boeken, declameerde Bonn onder meer voor de VARA-Radio (1930). Hij was medewerker van (o.a.) *De Gids* (1908-1912), *De XXste Eeuw* (1909), *De Vrijdagavond - Joodsch Weekblad* en *De Socialistische Gids*.
Salomon Bonn overlijdt in 1930 aan een longaandoening, in zijn huis aan de Transvaalstraat in Amsterdam. Op 16 augustus van dat jaar wordt hij begraven op de Joodse begraafplaats in Diemen.