Toespraak Aart van der Meulen bij de onthulling van Stolpersteine voor het echtpaar Bilderbeek-Denneboom, Rodetorenplein 9 te Zwolle, 29 oktober 2015.
Dames en heren,
Dit is een buitengewone dag voor Wim Huijsmans en mij. Wij mogen de Stolpersteine onthullen voor Flora Bilderbeek – Denneboom en haar man David Bilderbeek. Straks zal ik u vertellen waarom juist wij dit mogen doen.
Het lijkt misschien wat vreemd om te zeggen, maar vandaag komen David en Flora en ook hun kinderen bij ons terug. Heel lang zijn zij weggeweest, meer dan zeventig jaar, en verbleven zij in de schaduw van het verleden, maar nu zijn zij teruggekeerd en staan zij in het licht. Dat is tegelijkertijd een ontroerend en pijnlijk gevoel.
Graag wil ik u eerst een paar persoonlijke gegevens van David en Flora noemen, want data zijn belangrijk om ons een beeld van hun omstandigheden te vormen.
David Bilderbeek werd op 22 mei 1875 in Zwolle geboren als zoon van Isaac Bilderbeek en van Betje Stibbe. Hij was koopman en makelaar. Op 27 juli 1939 is hij in Zwolle getrouwd met Flora van Gelderen - Denneboom. David was toen 64 en Flora bijna 56.
David was sinds november 1936 weduwnaar van Sara Zeehandelaar, een Amsterdamse geboren in 1878 met wie hij op 21 oktober 1903 in Zaandam getrouwd is. Uit dat huwelijk zijn voor zover bekend twee kinderen geboren, beiden in Zwolle: Betje in 1912 en Godschalk Isaac in 1914.
Betje is maar 12 jaar geworden. Zij overleed in Zwolle in 1925. Zoon Godschalk Isaac was koopman in o.a. manufacturen en ijzerwaren. Hij trouwde in augustus 1936, dus nog voor het overlijden van zijn moeder Sara, in Arnhem met de aldaar geboren Cornelia Bromet. Zij kregen een dochtertje Sara Frederika Beppie dat in februari 1937 in Zuilen geboren werd. Hun laatste woonadres was Buitenkant 26 in Zwolle. Daar zullen te zijner tijd ook Stolpersteine gelegd worden, want ook zij zijn alle drie omgebracht. Eerst Cornelia en haar dochtertje van zes op 19 februari 1943 in Auschwitz. Je kunt het je niet voorstellen, een moeder met haar kind in de gaskamer. Haar man Godschalk Isaac Bilderbeek werd op 30 april 1943 vermoord, eveneens in Auschwitz. Hoe moet hij zich gevoeld hebben? Ondanks de scheiding tussen mannen en vrouwen moet hij geweten hebben dat zijn vrouw en kind dood waren.
Onze Flora is in Smilde geboren op 2 augustus 1883. Zij was de dochter van Heiman Joel Denneboom en van Johanna Coltof. Zij slaagde in juni 1907 als vroedvrouw aan de Rijkskweekschool voor vroedvrouwen in Amsterdam. Zij was toen bijna 24. Op die school kwam je niet zomaar. Om toegelaten te worden moest je aan een aantal eisen voldoen: je mocht niet jonger zijn dan 21 jaar en niet ouder dan 26, moest een goede gezondheid hebben en mocht niet een lichaamsgebrek hebben dat voor het uitoefenen van het beroep van vroedvrouw hinderlijk was, en verder moest je van onbesproken zedelijk gedrag zijn.
In de vergadering van B&W van 17 december 1920 werd Flora van Gelderen-Denneboom benoemd tot gemeentevroedvrouw van Zwolle, een benoeming die zij op 7 januari 1921 “onder beleefde dankbetuiging” aanvaardde in een prachtig geschreven brief. Het is bijzonder om haar mooie handschrift te zien.
Volgens een advertentie in het Nieuw Israëlitisch Weekblad heeft Flora zich op 10 maart 1911 verloofd met de op 6 augustus 1887 in Zwolle geboren Isidoor van Gelderen, een veehandelaar. Op 23 oktober 1912 zijn zij in Enschede getrouwd, waar zij de eerste jaren van hun huwelijk gewoond hebben. Later zijn zij in Zwolle gaan wonen: in 1917 in de Bitterstraat, in 1922 in de Roggenstraat en in 1929 op de Oude Vismarkt 2a, een bovenhuis in het pand waar nu van Orsouw gevestigd is.
Flora en Isidoor van Gelderen kregen samen een dochter Judith Johanna Bertha van Gelderen, kortweg Judy genoemd. Zij is geboren in Enschede op 8 januari 1915, werd kantoorbediende en is op 19 oktober 1937 in Zwolle getrouwd met de in maart 1914 in Ommen geboren Jacob Salomon Godschalk, Jaap genoemd, koopman in manufacturen. Meteen erna zijn zij naar Den Helder verhuisd. Judy’s vader Isidoor van Gelderen was al op 6 mei 1931 in Zwolle overleden. Hij was overigens de broer van Klara van Gelderen die in de Sassenstraat woonde en voor wie een van de eerste Stolpersteine gelegd is. Vroeger was daar parfumerie Wolff gevestigd.
In de oorlog zijn Judy, dus de dochter van Flora, en haar man Jaap ondergedoken geweest in een afgelegen boerderij in de gemeente Ommen, waar zij in 1943 werden gearresteerd. Via Westerbork zijn zij op transport gesteld naar Auschwitz. Judy is daar omgebracht op 19 november 1943. Haar moeder en stiefvader David waren toen al negen maanden dood en ook haar stiefbroer Godschalk en zijn gezin. Waarschijnlijk is Jaap rond 31 maart 1944 vermoord, mogelijk in een ander concentratiekamp.
Toen Flora en David in 1939 trouwden woonden zij beiden op de Oude Vismarkt, hij op 16a en zij op 2a. Na hun huwelijk hebben zij zich hier gevestigd, op het adres Rodetorenplein 9.
Flora was dus in 1907 gediplomeerd als vroedvrouw. Zij zal haar beroep allereerst in Enschede uitgeoefend hebben en daarna in Zwolle vanaf 1917. In 1920 werd zij dus aangesteld als vroedvrouw van de gemeente Zwolle. Er waren in de twintiger jaren drie personen met zo’n aanstelling. Zij boden gratis verloskundige hulp aan vrouwen die een bewijs van de armenverzorger hadden of, na 1935, van de directeur voor Maatschappelijk Hulpbetoon, de voorloper van de Sociale Dienst. In 1920 verdienden zij elk 800 gulden per jaar.
Volgens een instructie uit 1904 moesten zij voorzien zijn van verband- en desinfecteermiddelen. Voorts was er artikel 7 dat luidde: “Bij zwangere of barende vrouwen geroepen, moet de vroedvrouw haar met zachtheid behandelen, en mag zij zoodanige vrouwen op geenerlei wijze ongerust maken door woorden, gebaren, ongepaste of onbescheiden ondervragingen, omslachtigen toestel, bedingingen van loon, bedreigingen van heen te gaan en wat dies meer zij”. Met “omslachtigen toestel” wordt bedoeld omslachtige voorbereiding, vermoedelijk te veel poespas. In 1935 werd de instructie vernieuwd. Toen is ook dit bewuste artikel geschrapt. Voorts werd de jaarwedde verhoogd naar 950 gulden. Flora was de enige joodse vroedvrouw in Zwolle.
Op 22 november 1940 werd het joodse overheidspersoneel in opdracht van rijkscommissaris Seyss-Inquart ontheven van hun functies, en per 1 maart 1941 werden zij ontslagen. Op 29 oktober 1940 had Flora op verzoek van de gemeente een opgave verstrekt van haar joodse afstamming en die van haar man. Zij waren zoals dat heet volbloed joods, met joodse ouders en grootouders. Vanaf 1 maart 1941 mocht zij haar werk daarom niet meer uitvoeren. Net zoals uiteindelijk alle inwoners moesten ook de joodse Nederlanders hun fietsen en radio’s inleveren. Wonderlijk genoeg zijn er alleen lijsten met namen van joodse mensen overgebleven waarop staat wat zij ingebracht hebben. Daaruit blijkt dat David en Flora geen fietsen ingeleverd hebben, maar wel hun radio, en daar stond als extra notitie bij “eigen bouw”. Misschien was David een handige knutselaar en heeft hij zelf zijn radio in elkaar gezet.
Wim Huijsmans heeft zich van meet af aan betrokken gevoeld bij het Stolpersteineproject, niet alleen omdat hij toevallig in de straat woont die naar Flora is genoemd, namelijk de Flora Bilderbeekstraat, maar ook omdat hij als archivaris veel speurwerk voor de Stichting Zwolse Stolpersteine heeft gedaan en nog doet ten behoeve van omgekomen joodse stadgenoten. Zo ook ten aanzien van Flora en haar familieleden. Wat de Flora Bilderbeekstraat betreft: die is gelegen in Zwolle-Zuid in de wijk Schellerbroek. Bij besluit van B&W van Zwolle van 8 november 1989 is die straat namelijk naar haar vernoemd.
Toen ik naar de tentoonstelling in De Fundatie ging van het werk van Felix Nussbaum, ruim anderhalf jaar geleden, hoorde ik voor het eerst van het project dat opgezet is door de Stchting. Zwolse Stolpersteine. Stolpersteine oftewel struikelstenen, zijn stenen waar je niet zonder meer aan voorbij komt. Het idee is een creatie van de Duitse kunstenaar Günter Demnig, geboren in 1947. Hij heeft bedacht om een gedenksteen te leggen voor de ingang van alle huizen in Europa van waaruit joden gedeporteerd zijn, en wel één voor elke persoon. Hij gebruikte een citaat uit de Talmud: “Een mens is pas vergeten, wanneer zijn naam vergeten is”. Zijn plan is al op meerdere plaatsen overgenomen en dus ook in Zwolle.
Flora was de verloskundige die mijn moeder, Gerrie van der Meulen-Bruggeman, bijgestaan heeft gedurende haar eerste zwangerschap en tijdens de bevalling. Ik ben geboren op donderdagmiddag 27 februari 1941 om 10 over 4, en ruim dertig uur later, op 1 maart 1941, mocht Flora haar beroep niet meer uitoefenen. Mijn moeder was de laatste vrouw die zij bijgestaan heeft en ik was het laatste kind dat zij op de wereld heeft helpen komen en voor mij is zij de eerste mens die mij gezien heeft. Zij was heel verdrietig en ontdaan dat zij niet meer mocht werken. Daarom kwam zij daarna steeds bij ons kijken, aldus mijn moeder, ook toen mijn moeder alweer uit het kraambed was opgestaan.
Mijn hele volwassen leven heb ik van Flora geweten. Bij vlagen heb ik geprobeerd meer over haar te weten te komen dan hetgeen mijn moeder mij verteld heeft. Zij heeft wel gezegd dat Flora hertrouwd was, maar wist zich ondanks haar vrijwel volmaakte geheugen niet te herinneren hoe haar tweede man heette. Wel had mijn moeder mij het huis op het Rodetorenplein gewezen, dit dus waar wij nu voor staan, maar verder kwam ik niet. Meer dan twintig jaar kende men Flora immers als mevrouw van Gelderen. Haar huwelijk in 1939 heeft daar weinig aan veranderd. Dus mijn mevrouw van Gelderen was onvindbaar. Pas toen ik een bericht aan de Stichting gestuurd had en mijn verhaal verteld had, vielen de stukjes van de puzzel in elkaar. Overigens doet de huidige naam van de naar haar genoemde straat haar niet helemaal recht, vind ik, en zou die straat een langere naam moeten hebben, namelijk Flora Bilderbeek-van Gelderen-Denneboomstraat, want dan zou men haar herkennen, als er tenminste nog mensen waren die haar meegemaakt hebben. Wat dat betreft zou mijn moeder die bijna drieënnegentig jaar geworden is, wel een van de laatsten zijn geweest. Gelukkig is Flora altijd in mij blijven voortleven.
David en Flora zijn op 19 november 1942 opgepakt en naar Westerbork overgebracht. Flora heeft daar op 24 november het verzoek ingediend om er als verpleegkundige te mogen werken. Of dat verzoek is ingewilligd, is niet bekend. Op 16 februari 1943, dus drie maanden later, werden zij en David naar Auschwitz gedeporteerd, waar zij beiden op 19 februari 1943 zijn vermoord, op dezelfde dag als hun schoondochter Cornelia Bromet en kleindochtertje van zes.
Ik voel mij verbonden met Flora en ik bedank haar ook namens mijn moeder uit het diepst van mijn hart. Nu is het goed.
Dank u wel. Ook namens Wim Huijsmans.