Saartje van Bever, geboren in 1913 in Rotterdam, was een dochter van Samuel Levie van Bever en Mietje van Spier. Zij trouwde 5 September 1934 in Rotterdam met de niet-Joodse Jacobus van Bergen, een zoon van Arie van Bergen en Elizabeth Petronella van den Bosch. Het echtpaar kreeg twee kinderen, t.w. Eliazabeth Petronella in 1934 en Mietje in 1938. Vermoedelijk hebben beide kinderen de oorlog overleefd.
Uit haar registratiekaarten van de Joodse Raad blijkt dat Saartje van Bever was gescheiden van Jacobus van Bergen, vermoedelijk ná 1938. Tevens bleek uit andere aantekeningen, gemaakt bij aankomst op 10 April 1943 in Westerbork, dat zij twee “niet-Joodse” kinderen had, waarvan één kind van 2 jaar oud in Rotterdam is achtergebleven (vermoedelijk geboren in 1940/41) en het andere kind van één jaar oud, is meegekomen in Kamp Westerbork. Dit kind was Wilhelmina Jacoba Cornelia van Bever, geboren op 30 Maart 1942. De natuurlijke vader van deze beide kinderen was de niet-Joodse Leendert Voortman, (die op 31 October 1928 gehuwd was met Lena Lipschits uit Breda). Van Lena Lipschits en Leendert Voortman is verder niets bekend.
Op 10 April 1943 werd Saartje van Bever samen met haar dochtertje Wilhelmina vanuit Rotterdam afgevoerd naar Westerbork waar zij moesten verblijven in barak 70. Wilhelmina van Bever is in Westerbork op 12 Juni 1943 omgekomen en op 15 Juni aldaar gecremeerd. De urn met haar as is op de joodse begraafplaats in Diemen bijgezet.
Echter vanaf het moment van aankomst in Westerbork heeft Saartje alles in het werk gesteld om deportatie te voorkomen en het kind te redden. Uit de notities tussen 12 April en 17 Juni bleek onder andere dat vrijstelling van deportatie als gemengd gehuwde niet mogelijk was omdat Saartje van Bever gescheiden was maar dat voor “het kind” (Wilhelmina) wel zo’n verzoek kon worden gedaan omdat zij G1 was (Mischling Ersten Grades – half joods 1e graad), waarvoor ten spoedigste de navolgende stukken benodigd waren:
het bewijs dat de vader Leendert Voortman twee arische vaders heeft;
de geboorteakte van het kind;
een z.g. negatief-verklaring van de Joodse Gemeente Rotterdam t.a.v. het kind;
een notariële verklaring of de erkenningsakte door de vader.
Op 5 Mei waren alle benodigde stukken binnen op één na: de erkenning van het kind door Leendert Voortman omdat hij zich in Berlijn zou bevinden.
Op 5 Juni wordt de weduwe L. Voortman-Lipschits verzocht, wonende Crooswijk 6 Rotterdam, het arierbewijs van Leendert Voortman alsmede de akte van erkenning van Wilhelmina door te willen geven aan de Joodse Raad te Rotterdam, hetgeen op 8 Juni is geschiedt.
Op 17 Juni zijn alle “afstammings-oorkonden” ontvangen.
Op 5 Juli 1943 blijkt uit de laatste notitie: Verdere stappen ter verkrijging van gevraagde verklaring hebben geen doel, daar het betreffend kind op 12 Juni is overleden. Het verzoek is afgewezen.
Uiteindelijk werd Saartje van Bever na twee maanden van inspanning en onzekerheid over de uitkomst van haar verzoeken op 13 Juli op transport gesteld naar Sobibor waar zij bij aankomst op 16 Juli 1943 werd vermoord.
Stadsarchief Rotterdam, gezinskaarten Jacobus van Bever en Leendert Voortman; website wiewaswie.nl, huwelijk van Bergen/ van Bever; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Saartje van Bergen-van Bever; website alledrenten.nl, overlijdensakte Wilhelmina Jacoba Cornelia van Bever, document nr. 359 en een toevoeging van een bezoeker van de website.