Verhaal

In Memoriam

De Duitse Gretchen Friedheim is de dochter van Moritz Friedheim en Auguste Friedheim-Heymann. Ze wordt ook wel Grete of Greta genoemd. Een broer van Gretchen vlucht met zijn vrouw naar Nederland; beiden worden gedurende de oorlog omgebracht.

Grete trouwt met de eveneens Duitse Willi Wolfsberg, een dierenarts. Het echtpaar krijgt in Kappeln twee dochters. In 1906 verhuist het gezin naar Lüneburg, waar hun twee zonen worden geboren: Günther Moritz en Erich Meinhardt. De twee dochters vluchten naar het buitenland; Elfriede naar Argentinië en Lotte naar Palestina. Ze overleven allebei de oorlog.

Willi dient tijdens de Eerste Wereldoorlog in het Duitse leger, hij heeft de rang van cavalerie-officier. In Lüneburg werkt zoon Erich Meinhardt als tandtechnicus en als tandarts. De andere zoon, Günther Moritz, heeft in Lüneburg een groente- en fruitwinkel.

Erich Meinhardt ontvlucht zijn geboorteland en vestigt zich in juni 1933 in Apeldoorn. Zijn eerste adres is: Korte Nieuwstraat 17. In het vreemdelingenregister staat onder het kopje ‘Doel van aanwezigheid hier ten lande’ genoteerd: Aangezien hij in Duitschland zonder werk was gekomen en in Nederland arbeid kon vinden. Hij wordt aangeduid als fruithandelaar en op de vraag hoe de vreemdeling in zijn onderhoud gaat voorzien staat: ‘Voorziet in zijn onderhoud door den verkoop van fruit’.

Zeven maanden, januari 1934, later vlucht ook zijn broer naar Apeldoorn (de krant noemt hem echter pas in maart als nieuw ingekomene). Ze behoren tot de eerste Joodse vluchtelingen uit Duitsland. In het register staat over Günther genoteerd: ‘Om reden hij in Duitschland geen werk kon bekomen en met zijn broer E. Wolfsberg een handel in fruit kon beginnen in Nederland’.

Kort na hun emigratie, het is inmiddels februari 1934, overlijdt in Duitsland hun vader Willi. Een half jaar na zijn overlijden, verhuist Gretchen naar Hamburg. Daarna reist ze haar zoons achterna en vestigt zich in maart 1935 ook in Apeldoorn, waar ze bij haar zoons intrekt.

Na aankomst in Apeldoorn beginnen de broers als vennoten een kleine groente- en fruithandel. Ze verkopen er ook conserven, zoals blijkt uit hun advertenties. Het gezin woont eerst in de Kapelstraat op nummer 1, het pand waar de broers ook hun winkeltje hebben. Gretchen is volgens overlevering actief betrokken bij het bedrijf. De broers houden op (enkele) Joodse feestdagen de winkel gesloten, zo ook op Grote Verzoendag in 1938.

Erich Meinhardt heeft een niet-Joodse vriendin die hij, volgens overlevering, leert kennen tijdens het dansen. Zijn vriendin raakt zwanger en zou onder sociale druk, waarschijnlijk van haar collega’s of haar cheffin, de relatie hebben verbroken. Door de nazi-dreiging in Europa lijkt het feit dat Erich Meinhardt Joods is, haar belangrijkste argument te zijn geweest. Erich Meinhardt is op de hoogte van de zwangerschap.

Twee maanden voor de oorlog verplaatsen de broers de zaak naar Hoofdstraat 204. Gretchen en haar zonen wonen ook in dit pand. In dezelfde maand wordt Erich Meinhardt vader van een dochter. Waarschijnlijk door een combinatie van onder meer anti-Joodse maatregelen lukt het de broers niet om hun winkel open te houden; in augustus 1941 wordt de zaak officieel opgeheven.
Vanaf 30 januari 1942 gaan Gretchen en haar zonen letterlijk om de hoek in een pension wonen, namelijk in de Paul Krugerstraat op nummer 2.

De broers Erich Meinhardt en Günther Moritz worden tussen drie en vijf oktober 1942 in Kamp Westerbork geregistreerd. Hoewel er geen documenten zijn die hun verblijf in het werkkamp bevestigen, is het wel aannemelijk dat zij deel hebben genomen aan een werkverschaffingsproject. Aanwijzing hiervoor is de registratiedatum in doorgangskamp Westerbork, in combinatie met het feit dat beiden niet op de lijst staan met namen van de Apeldoornse Joden die in dezelfde dagen uit hun huizen zijn gehaald.

De periode tussen drie en vijf oktober 1942 is een chaotische periode in Kamp Westerbork, veroorzaakt door de circa tienduizend nieuwe Joden die, deels vanuit werkkampen in Nederland, worden geregistreerd. Iedereen krijgt dezelfde registratiedatum.

Op maandag 19 oktober 1942 worden Erich Meinhardt en Günther Moritz met transport 29 vanuit het kamp naar Auschwitz gedeporteerd. De trein, twintig wagons met in totaal 1.327 gedeporteerden, komt op 21 oktober 1942 aan op het treinstation van Auschwitz. De broers worden door de SS-arts fit en sterk genoeg bevonden om dwangarbeid te verrichten. Bij Günther Moritz wordt het nummer 69678 op zijn arm getatoeëerd, zijn broer Erich Meinhardt krijgt het daaropvolgende nummer: 69679. Beiden moeten onder dwang werkzaamheden verrichten in Auschwitz III (Monowitz).

Dwangarbeid in Monowitz betekent meestal: werken in de fabriek waar plantaardige rubber wordt vervaardigd. Na zes weken dwangarbeid komt Günther Moritz op 3 december 1942, vanuit Monowitz, aan in barak 28, één van de ziekenboegen van het hoofdkamp (Auschwitz I). De volgende dag wordt hij naar barak 20 overgeplaatst, ook een ziekenboeg. Van zijn lot vanaf deze dag is niets bekend. Zijn broer Erich Meinhardt wordt op 7 december 1942 vanuit Monowitz naar het hoofdkamp overgebracht; hierbij staat vermeld dat hij ziek is. Ook zijn lot vanaf deze dag is onbekend.

In de Nederlandse databases is vastgelegd dat de beide broers zijn omgekomen op 28 februari 1943. Deze datum verwijst naar een bij wet vastgestelde datum; de exacte sterfdata blijft onbekend. Het is zeer wel mogelijk dat beide broers in december 1942 zijn bezweken aan de barre leef- en werkomstandigheden van het kamp.

Van Gretchen zijn twee ongedateerde, zogenoemde ‘Gesuch’-documenten bewaard gebleven. Dit zijn verzoeken gericht aan de Joodsche Raad, afdeling ‘Expositur’. Hierin probeerden Joden die zich moesten melden voor overbrenging naar kamp Westerbork, om uitstel te verkrijgen voor werk in een werkkamp in het Oosten (het betreft hier geen werkkamp in Nederland, maar het voorspiegelen van een werkkamp in Duitsland of bezet Polen). In een enkel geval werd een ‘Gesuch’ ook ingediend in het doorgangskamp. Op het ene verzoek wordt genoemd dat Gretchen door een ruggengraatontsteking aan beide benen verlamd is, het tweede document betreft het verzoek rekening te houden met de ‘militaire verdiensten’ van haar man in de Grote Oorlog, waarbij hij gewond is geraakt in de strijd en jaren later aan de gevolgen is overleden.

Gretchen Wolfsberg wordt in de ochtend van vrijdag 22 januari 1943 vanaf het treinstation van Apeldoorn in een reguliere personentrein naar doorgangskamp Westerbork gedeporteerd, enkele dagen hiervoor is zij met andere Apeldoornse Joden op het terrein van het Apeldoornsche Bosch geïnterneerd. Er is een getuige die schrijft dat enkele Joden die op het terrein geïnterneerd werden ‘allerlei bezit, tot aan meubelen aan toe’ vanuit hun huis naar het Apeldoornsche Bosch lieten overbrengen; het is goed denkbaar dat vele Joden geen enkel idee hebben gehad wat hen te wachten stond.

Een naoorlogse getuigenis geeft het volgende beeld: Op 18 januari 1943 krijgen de nog overgebleven Apeldoornse gezinnen de boodschap dat zij hun huizen moeten gaan verlaten, en dat ze zullen worden opgehaald. Een politieman laat een lid van de Joodse Raad in Apeldoorn en de waarnemend-administrateur van het Apeldoornsche Bosch weten dat de groep dorpelingen nog dezelfde avond met een personentrein naar doorgangskamp Westerbork zal worden gedeporteerd. De twee eerder genoemde personen zijn naar het woonhuis van de commissaris van politie gefietst en hebben gevraagd of de groep Joden in het Ontspanningsgebouw (het huidige Vierhuis) van het Apeldoornsche Bosch ondergebracht mocht worden. De commissaris geeft akkoord en midden in de nacht worden de dorpelingen uit de trein gehaald en met bussen, geregeld via een gemengd-gehuwde Joodse man, naar het Apeldoornsche Bosch gebracht (vandaar de eerder genoemde datum 19 januari 1943). De volgende dag geeft de politie toestemming aan de geïnterneerde dorpelingen om met vrachtwagens hun huisraad op te halen. Na de ontruiming van het Apeldoornsche Bosch wordt de groep op de ochtend van 22 januari 1943 toch naar Kamp Westerbork gedeporteerd.

Op dinsdag 2 februari 1943 wordt Gretchen, met 889 anderen, met transport 48 vanuit het kamp naar Auschwitz gedeporteerd. Op vrijdag 5 februari 1943 wordt zij in één van de gaskamers van het leven beroofd.

Bronnen: Verwanten van familie Wolfsberg-Friedheim, Stolpersteine-initiative Lüneburg, gemeentearchief Lüneburg, ‘Het Apeldoornsche Bosch’ door Hanneke Oosterhof en Delpher (gedigitaliseerde Nederlandse historische kranten). Afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork, CODA Archief Apeldoorn, Digitaal Joods Monument, Erica adresboek van Apeldoorn, het Gelders Archief, ITS Archiv Bad Arolsen (International Tracing Service), het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters en Yad Vashem.

30 januari 2021