Sarah Johanna Marianne van Lier, geboren op 21 November 1867 in Groningen als dochter van Maurits van Lier en Josephine Visser, trouwde op 20 Februari 1902 in Den Haag met Mozes Manuel Wolff, geboren 19 Januari 1869 in Amersfoort als zoon van Manuel Mozes Wolff en Caroline Israëls. Het echtpaar kreeg twee dochters: op 17 Juni 1903 Josephine Caroline Henriette en op 2 December 1904 Carla Susanna Jacoba, die beiden in Den Bosch geboren werden.
Op 8 October 1910 kwam het gezin Wolff vanuit Den Bosch naar Den Haag, waar zij woonden in de Van Speijkstraat 3. Op 9 Januari 1939 verhuisden Sarah en haar man naar de Van Beverinkstraat 19, waar een week later Mozes Manuel Wolff op 16 Januari 1939 op 69-jarige leeftijd overleed.
Hun dochter Josephine was op 3 Maart 1922 naar de P.C. Hooftstraat 16 B in Amsterdam verhuisd, maar keerde op 23 December weer terug naar Den Haag. Op 29 Febuari 1924 trouwde zij echter in den Haag met Max de Vries van Buuren uit Amsterdam, een zoon van Carel de Vries van Buuren en Bertha Johanna Calisch.
Diezelfde dag nog werd hun nieuwe adres in Amsterdam Paulus Potterstraat 40 hs, waar Josephine en Max twee kinderen kregen, t.w. Carel in 1924 en Paul in 1926. Vermoedelijk onder druk van de omstandigheden heeft het gezin in half Mei 1940 besloten om zelf een einde aan hun leven te maken. De officiële overlijdensdata, vastgesteld in Amsterdam zijn voor Max de Vries van Buuren 17 Mei 1940 – voor Josephine Caroline Henriette Wolff 20 Mei 1940 – voor hun zoon Carel 16 Mei 1940 en hun zoon Paul 17 Mei 1940.
Van hun dochter Carla is bekend dat zij als leerling verpleegster geregistreerd stond in Den Haag. Volgens haar registratiekaart van de Joodse Raad was haar laatst bekende adres Westerstraat 257 in Enkhuizen, waar zij in 1940 als verpleegkundige werkte. Zij werd op 7 Juli 1940 door de Duitsers opgepakt en naar kamp Westerbork afgevoerd en op 4 September 1944 met het laatste transport naar Theresienstadt gedeporteerd. Carla heeft uiteindelijk de Sjoa overleefd; zij kon in 1945 als medische begeleiding mee met een kindertransport vanuit Theresienstad naar Zwitserland en keerde via dat land via Eindhoven, waar registratie plaats vond, terug in Nederland. Carla, die tot aan haar pensieon werkzaam was bij de bloedtransfusiedienst in Amsterdam overleed, ongehuwd, op bijna 101-jarige leeftijd op 25 augustus 2005 in het Zonnehuis in Amstelveen.
Op 4 December 1942 ontving Sarah Johanna Marianne van Lier op haar laatst bekende adres in den Haag, de Frederik Hendriklaan 143, een oproep om zich naar Westerbork te begeven. Maar uit aantekeningen op haar registratiekaart van de Joodse Raad, bleek zij wegens ziekte drie attesten te hebben aangeleverd, op 18 December 1942 "onder dokters- behandeling" was, op grond waarvan zij voorlopig uitstel van deportatie kreeg, maar op 27 Januari 1943 alsnog in Westerbork in de ziekenbarak 81 werd opgenomen.
Snel daarna werden er pogingen ondernomen om Sarah op de Van Dam lijst geplaatst te krijgen om haar op die manier alsnog van deportatie de vrijwaren. Op haar registratiekaart van de Joodse Raad staan een aantal bemerkingen daartoe die o.m. luiden:
Op 28 Januari 1943 staat er de letterlijke tekst: "Echtgenoot was röntgenoloog van het Gemeente Ziekenhuis Den Haag. Tracht vrouw op Van Dam-lijst te plaatsen! <---> JR (Joodse Raad), Den Haag". Maar feitelijk werd hier door de afdeling Westerbork van de Joodsche Raad, de z.g. Contact Afdeling, het initiatief genomen om Sarah op de Van Dam-lijst te krijgen, op grond van door mevrouw Wolff-van Lier aangeleverde informatie. Daarvoor is de Joodse Raad in Den Haag dus benaderd door de Contact-Afdeling.
Op 6 Februari 1943 werd de Joodse Raad verzocht te telegraferen of plaatsing op de lijst Van Dam omgaand verwacht kon worden.
Op 9 Februari 1943 bericht de Joodse Raad van Den Haag dat hen van plaatsing op de lijst Frederiks- of Van Dam niets bekend is.
12 Februari 1943 wordt aan de Joodse Raad in den Haag gevraagd of zij voor betrokkene niets hebben kunnen bereiken.
Op 16 Februari 1943 bericht de Joodse Raad dat de betrokkene niet op de lijst Frederiks, noch op de lijst Van Dam voorkomt. Voor een uiterste poging mag betrokkene zich wenden tot Mr. D. Simons op de Koninginnegracht 1C in Den Haag.
18 Februari 1943 bericht de Joodse Raad van Den Haag over een “ernstige reclamatie om te verzoeken betrokkene op Van Dam lijst te plaatsen”.
24 Februari 1943 bericht de Joodse Raad Den Haag aan Westerbork dat de aanvraag in behandeling is.
Daarna bericht de Joodse Raad in Westerbork aan de Joodse Raad in Den Haag op 26 Februari 1943 dat berichten “onbestelbaar” zijn.
Alle pogingen bleken tot niets te hebben geleid. Sarah Johanna Marianne van Lier werd nog vóór dat zij zich kon wenden tot Mr. Simons, al op 16 Februari 1943 met nog 1107 andere personen van uit Westerbork op transport gesteld naar Auschwitz. Bij aankomst aldaar op 19 Februari 1943 werd zij onmiddellijk vermoord.
Bronen: Gemeente Archief Den Haag, gezinskaart Mozes Manuel Wolff en overlijdensaktes van Mozes Manuel Wolff en Josephine Caroline Henriette van Lier; Stadsarchief Amsterdam, archiefkaarten Max de Vries van Buuren en Josephine Caroline Henriette Wolff ; Lijst van Jodentransporten vanuit Nederland; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Josephine Caroline Henriette Wolff-van Lier en Carla Susanna Jacoba Wolff.
Zie ook het boek: De Van Liers uit Leer.
Uitgegeven: Den Bosch 2017 ISBN: 978 94 622 88348 Auteurs: Tom Verwaijen, Hans van Lier, Thecla Coesel.