Verhaal

In Memoriam

Flora Masur is de dochter van Louis Masur (1850-1907) en Caroline Masur-Brij (1852-1926). Ze wordt geboren in Polen als één van de negen kinderen uit het gezin. Twee van hen sterven in hun kindertijd. Flora is de oudere zus van Bella. Uit gegevens over deze zus Bella blijkt dat het gezin, waarin de kinderen opgroeien, over voldoende financiële middelen beschikt om de kinderen goed onderwijs te laten geven.

Flora wordt in 1893 voor het eerst in een Nederlands archief vermeld, ze woont dan in bij een oom en tante in Rotterdam.

Zij treedt in het huwelijk met Isaac Isacson. In de familie wordt hij Isidor genoemd. Isaac Isacson is de zoon van Benjamin Yankel Izacksohn (Isacson) en Rael Fridberg. Hij is in Letland geboren, in een gezin met vier oudere en drie jongere kinderen. Onder hen Anna Sacharewitz-Isacson (1868-1942) die in 1928 als weduwe naar Nederland emigreert. De ouders sterven respectievelijk in 1894 en 1910.

Isaac reist per stoomschip van Letland naar Nederland. In april 1898 komt hij voor het eerst voor in het archief van Rotterdam. Het huwelijk tussen Isaac en Flora vindt plaats op 20 oktober 1899 in het Duitse Gelsenkirchen. Het echtpaar krijgt zes kinderen, die allemaal de oorlog weten te overleven. In 1900 staat Isaac vermeld als kruidenier, later werkt hij twee jaar als graancontroleur. Na deze periode verhuist het gezin naar Oldenzaal. 

Flora en Isaac emigreren in mei 1904 van Oldenzaal naar Duitsland. In 1923 begint Isaac in Gelsenkirchen met zijn zoon Herbert en een Nederlandse zakenman een groothandel in visconserven. Naast de zaak in Gelsenkirchen zijn er nog zes andere filialen, onder meer in Bochum en in Essen. Ook de zus van Flora, Bella, en haar man werken in dit familiebedrijf. Tussen 1933 en 1937 worden alle bezittingen van het bedrijf door het naziregime onteigend. In 1935 wordt Isaac ook het Duitse staatsburgerschap ontnomen. In datzelfde jaar doet het gezin een poging om documenten te krijgen voor een emigratie naar Amerika. Die poging blijkt tevergeefs. Daarom wijken ze uit naar Nederland. Isaac, Flora en hun dochter Fella komen op 1 mei 1937 vanuit het Duitse Hamburg naar Velsen. Hun zoon Louis (Lutz) woont daar dan al twee jaar. Louis gaat na verloop van tijd bij zijn ouders en zijn zus Fella inwonen.

Isaac en Flora versturen vanuit IJmuiden een verzoekschrift aan de officiële instanties, waarin ze toestemming vragen Bella naar Nederland over te laten komen. Ze vermelden dat Bella niet in staat is om in haar eigen levensonderhoud te voorzien en geven aan, financieel garant te kunnen staan voor haar levensonderhoud. In december 1938 komt Bella naar Nederland en ze trekt in bij haar zus en zwager, die dan al anderhalf jaar in IJmuiden wonen.

Isaac en Flora verhuizen in de herfst van 1940 van Velsen naar Apeldoorn, samen met Bella, hun zoon Herbert en schoondochter Hildegart. De bezetter had hen namelijk verplicht het kustgebied te verlaten, dit onder de noemer van een ‘Joden-vrije zone’ in het kust-verdedigingsgebied, gericht op de statenloze Duitse vluchtelingen.

In het adresboek van Apeldoorn staan Isaac en zijn zoon Herbert vermeld als handelaren in visconserven. Het is niet duidelijk of zij tijdens hun verblijf in Apeldoorn ook daadwerkelijk handel hebben kunnen drijven.

Nadat het echtpaar tien à dertien maanden op het adres Deventerstraat 43 heeft gewoond, verhuist het op 11 oktober 1941, samen met Flora’s zus Bella, naar Marialaan 4b. Deze straatnaam wordt na de oorlog, als eerbetoon aan de bevrijders, veranderd in Canadalaan. Het huisnummer is voor dit pand gelijk gebleven. Op enig moment trekt ook de eerder genoemde zus van Isaac, Anna, in op dit adres.

In de nacht van 17 op 18 november 1942 vinden er in Gelderland in verschillende plaatsen grote razzia’s plaats. In Apeldoorn wordt een onbekend aantal Joden uit hun huizen gehaald en lopend naar het plaatselijke treinstation geleid. In een andere bron wordt wel een aantal genoemd, namelijk 67. Van het station worden ze per trein naar Kamp Westerbork gedeporteerd. Onder hen zijn Isaac en Flora, maar ook Bella en Anna, en de schoonouders van hun zoon Herbert.

Op een niet gedateerd document van de gemeente Apeldoorn, opgesteld in opdracht van, of door de bezetter, staat beschreven dat het woonhuis niet meer wordt bewoond, maar ook nog niet is ontruimd en dat de sleutels in het bezit zijn van de politie. Op basis van alle namen en adressen die in het document worden vermeld, valt op te maken, dat dit document tussen eind november 1942 en half januari 1943 is opgesteld.

Tijdens hun verblijf in het kamp wordt Isaac ziek, verdere gegevens hierover ontbreken. Eén van de zes kinderen van Isaac en Flora, Rita, ontvlucht Nederland; ze emigreert naar Zweden. Rita stuurt in januari 1943 vanuit Zweden een brief naar haar ouders die op dat moment al ruim een half jaar in Kamp Westerbork geïnterneerd zijn.

Op dinsdag 25 mei 1943 vertrekt uit het kamp een trein met als eindbestemming Sobibor. Het echtpaar behoort tot de 2862 gedeporteerden van dit transport 65. Op vrijdag 28 mei 1943 komt de trein in Sobibor aan. Isaac en Flora worden nog dezelfde dag vermoord.

Hun zoon Herbert overleeft het concentratiekamp Bergen-Belsen, en daarmee ook de oorlog. Hij emigreert vervolgens naar Amerika. Ook de twee broers en de drie zussen van Herbert weten de oorlog te overleven.

Bronnen: CODA Archief Apeldoorn, Erica adresboek van Apeldoorn, Yad Vashem, het Gelders Archief, afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork, het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters, verwanten van het echtpaar Isacson-Masur, het Noord-Hollands Archief, gemeente Velsen, gemeente Oldenzaal, Stadsarchief Rotterdam en Projectgroep Stolpersteine Gelsenkirchen.

14 februari 2023