Esther is geboren op 22 mei 1918. Ze was het jongste meisje in een gezin van 5 kinderen. Een broertje was op zijn zesde jaar overleden. Toen Esther 11 jaar was is ze met haar ouders en broertjes en zusjes vanuit Amsterdam naar Leiden verhuisd. Haar vader was ‘uitdrager’. Het lijkt erop dat Esther (met familie?) daarna ook nog in Beverwijk heeft gewoond.
In Leiden woonde en werkte Esther in het Joodse Weeshuis van 10 december 1929 tot 1 september 1936. Ook werkte zij in Wijk aan Zee, in het herstellingsoord voor joodse kindertjes, bleekneusjes uit de grote stad die daar vakantie mochten vieren.
Op de persoonskaart van Esther staat bij de datum 16 november 1939 als woonadres vermeld: Amstel 21. Dat is het nummer van Megadle Jethomiem, het joodse jongensweeshuis. Vanaf dat moment was ze daar intern: ze woonde en werkte daar als kinderverzorgster.
In het weeshuis ontmoette ze Barend Scheffer. Hij woonde al vanaf december 1934 in het jongensweeshuis. Barend was afkomstig uit een groot gezin (negen kinderen, een kind was al jong overleden) en nadat zijn vader op 28 oktober 1930 overleed, werd in eerste instantie zijn zusje Grietje in het meisjesweeshuis geplaatst omdat moeder Rosetta Levitus niet meer voor al haar kinderen kon zorgen. Later werd ook Barend naar het Jongensweeshuis aan de Amstel 21 gestuurd. Op die plek was hij verzekerd van voldoende eten en een opleiding.
Barend verliet Megadle Jethomiem een maand nadat hij 18 jaar was geworden, op 20 september 1940. Hij ging weer bij zijn moeder in Amsterdam-Oost wonen, in de Hofmeijerstraat 37-III. Hij vond werk als magazijnbediende en droeg op die manier bij aan het gezinsinkomen.
Blijkbaar bleven Esther en Barend elkaar zien, want op 20 juli 1942 traden zij in het huwelijk. De trouwerij was natuurlijk al gepland (ondertrouw duurde een aantal weken), maar bijkomende reden was waarschijnlijk dat Esther (24 jaar) en Barend (nog net 19 jaar) hoopten in de zware tijden die voor hen lagen – de deportaties uit Amsterdam waren net begonnen - samen te kunnen blijven tijdens de ‘werkverruiming in het oosten’. Een dergelijke misleidende boodschap was door de Duitse bezetter eerder verspreid.
Op 31 augustus 1942 trok Esther bij Barend en zijn moeder in, in de Hofmeijerstraat.
Kort na zijn huwelijk werd Barend Scheffer opgeroepen voor één van de joodse werkkampen, vanwaar hij werd overgeplaatst naar het kamp Ellecom, een opleidingskamp voor de Nederlandse SS. Op 21 november werd hij van daaruit overgebracht naar Westerbork (aldus mededeling JHM; op de persoonskaart van Barend staat dat hij op 30 december 1942 naar kamp Westerbork is gegaan). In Ellecom was hij zo zwaar mishandeld, dat hij in Westerbork in het ziekenhuis moest worden opgenomen. Na ontslag uit het ziekenhuis kwam hij bij de Ordedienst (OD) van het kamp Westerbork.
Esther bleef aanvankelijk bij haar schoonmoeder wonen, maar verliet dat huis op 22 februari 1943. Ze verhuisde op die dag naar de Nieuwe Prinsengracht 52-III, naar het gezin van haar zusje Eva Appel, die getrouwd was met Meijer van Velzen, en die moeder was van een dochtertje, (Maria, 1937) en een zoontje, (Samuel, 1939).
Op het moment dat Megadle Jethomiem ontruimd werd, 5 maart 1943, woonde Esther dus niet meer aan de Amstel 21. Aan de kinderverzorgers en de leiding van het tehuis werd de keuze gelaten achter te blijven en de weeskinderen zonder begeleiding te laten vertrekken: een enorm dilemma. Velen gingen mee. Esther zou het beslist ook heel moeilijk hebben gehad met die keuze. Ze ging in ieder geval niet mee; mogelijk werkte ze niet op die dag. Dat was in eerste instantie een groot geluk voor haar. Ze werd niet - zoals alle kinderen - rechtstreeks naar Sobibor doorgestuurd en vermoord.
Echter: Esther Scheffer-Appel is op 17 april 1943 alsnog bij een razzia opgepakt en via de Hollandsche Schouwburg naar Westerbork overgebracht. [Op de persoonskaart van Esther staat handgeschreven de datum van 1 juni 1943: de dag dat zij naar Westerbork ging, maar mogelijk was dat dus eerder].
Vanuit kamp Westerbork is zij met haar echtgenoot via Theresienstadt naar Bergen-Belsen gedeporteerd. Drie dagen voor de bevrijding van dat kamp door de Britten is Esther gestorven: 12 april 1945. Barend behoorde tot de overlevenden, maar was zodanig verzwakt – er was sprake van ondervoeding, uitdroging, luizen en typhus - dat hij later alsnog het leven liet: hij stierf op 31 mei 1945.