Verhaal

In Memoriam

Bedrich Edgar Schleissner is de zoon uit het huwelijk van Simon Schleissner en Ernestine Schleissner-Müller. Hij wordt geboren in Praag. Onbekend is of het echtpaar naast Bedrich Edgar nog meer kinderen heeft gekregen.

Arnostka Tillinger wordt geboren in Cernovice, Roemenië. Deze plaats, die ook wel bekend staat als Czernowitz en Cernauti, ligt (nu) in de Oekraïne. De namen van haar ouders zijn onbekend gebleven. Mogelijk zijn hun voornamen Osvaldo en Rosa geweest. Of in het gezin naast Arnostka nog meer kinderen zijn geboren is niet bekend.

Waar en hoe Bedrich Edgar en Arnostka elkaar hebben leren kennen, is niet terug te vinden. Ze trouwen op 22 maart 1931. De plechtigheid vindt plaats in het Oostenrijkse Wenen. Vermoedelijk woont de moeder van Arnostka in Wenen. In ieder geval wordt zij in deze stad naast de synagoge geïnterneerd, in het verzamel- en deportatiecentrum Mazlgasse 16, het gebouw dat tot voor kort dienst deed als Talmoed- en Thoraschool.

Het echtpaar komt in december 1938 aan in Rotterdam en worden hier als vreemdelingen geregistreerd. Het beroep van Bedrich Edgar wordt beschreven als koopman in dierenhaar. Het is onbekend of dit verwijst naar zijn voormalige beroep of dat hij dit het beroep ook in Nederland heeft uitgeoefend.

Omdat Bedrich Edgar en Arnostka geen 'typisch Joodse voornamen’ hebben, moeten zij, op bevel van de nazi’s, vanaf januari 1939 een stigmatiserende persoonsnaam aan hun eigen voornaam toevoegen. De officiële naam van deze verordening luidt: ‘Zweite verordnung zur Durchführung des Gesetzes über die veränderung von Familiennamen und Vornamen’. Deze wet schrijft voor dat vanaf 1 januari 1939 alle Joden die Duits onderdaan zijn, maar geen 'typisch Joodse voornaam' dragen, een tweede persoonsnaam aan hun naam moeten toevoegen (deze wet gold ook voor Joden die uit Duitsland waren gevlucht). Voor de mannen is dat ‘Israël' en voor de vrouwen ‘Sara’. Op een lijst kan het echtpaar zien dat hun voornamen als ‘niet typisch Joods’ worden aangemerkt.

Het tweede woonadres van het echtpaar in Rotterdam is Ungerplein 15b. Tijdens het bombardement op de stad van 14 mei 1940 valt hun woning net buiten de brandgrens.

Op 17 december 1940 verhuizen Bedrich Edgar en Arnostka van Rotterdam naar Apeldoorn. Daar waar zij gaan wonen in de Regentesselaan op nummer 9. Bedrich Edgar staat in het bevolkingsregister van Apeldoorn genoemd als koopman. Het vertrek uit Rotterdam is een gevolg van de verordening die alle in Nederland wonende Duits-Joodse vluchtelingen verplicht het kustgebied te verlaten; de kuststreek wordt in de periode van de Slag om Engeland een verdedigingslinie waar deze vluchtelingen niet in de buurt mogen wonen. Loe de Jong schrijft in zijn boek: ‘De strekking van deze maatregelen was, het verrichten en doorgeven van waarnemingen die van militair belang konden zijn, te bemoeilijken’. Of zoals een andere bron beschrijft: ‘Juist deze vluchtelingen zouden tijdens de Slag om Engeland mogelijk lichtsignalen vanuit het kustgebied kunnen zenden naar de [lees: in Duitse ogen] vijandelijke schepen.'

Na acht maanden verhuist het echtpaar naar Schuttersweg 77. Op de registratiekaart van Bedrich Edgar wordt boven het doorgehaalde ‘Bedrich’ de persoonsnaam Frits geschreven. Op enkele officiële documenten waarin Arnostka voorkomt, staat ook een opvallendheid, ze wordt een paar keer Erna genoemd.

Op 17 september 1942 wordt Arnostka in doorgangskamp Westerbork geregistreerd. De registratiedatum van Bedrich Edgar is onbekend. Het is goed denkbaar dat zij gelijktijdig zijn opgepakt en geregistreerd. In ieder geval wordt het echtpaar al na vier dagen, op maandag 21 september 1942, op transport gezet naar ‘het Oosten’. Zij verlaten samen met honderden andere gevangenen het kamp en moeten kilometers lopen naar het perron in Hooghalen. Daar vertrekt transport 21 met 713 gedeporteerden naar bezet Polen. Op donderdag 24 september 1942 arriveert het transport op het treinstation in Auschwitz. 

Bedrich Edgar wordt geselecteerd voor dwangarbeid in het vernietigingskamp of in één van de nevenkampen. Dit betekent dat het echtpaar op het treinstation van elkaar gescheiden moet zijn. Arnostka wordt niet geselecteerd voor dwangarbeid en wordt kort na aankomst in Auschwitz vergast.

Het is onbekend op welke wijze Bedrich Edgar dwangarbeid heeft verricht. Enkele dagen na zijn aankomst in het vernietigingskamp overlijdt zijn moeder in het getto van Theresienstadt. Bedrich Edgar is daar niet van op de hoogte.

Op de overlijdensakte van Bedrich Edgar, die in Auschwitz is opgesteld, staat dat hij op 15 oktober 1942 is bezweken. Dit zou betekenen dat hij op zijn geboortedag is omgekomen. Volgens de akte is de oorzaak algemene lichaamszwakte en darmcatarre (meestal veroorzaakt door onrijp fruit en bedorven voedsel). De doodsoorzaak kan valselijk genoteerd zijn. Wat opvalt aan de overlijdensakte is dat hij hier als correspondent wordt genoemd en dat, net als op de registratiekaart van de Joodse Raad, als zijn voornaam Frits wordt gebruikt. Alle andere persoonlijke gegevens, zoals zijn geboortedatum en -plaats, het adres in Apeldoorn en de namen van zijn vrouw en ouders komen overeen. Tenslotte staat bij religie vermeld: Mozaïsch.

De sterfdatum van Bedrich Edgar komt niet overeen met de datum die Joods Monument hanteert, namelijk 31 januari 1943. Een verklaring zou kunnen zijn dat in de eerste jaren na de oorlog de doodsoorzaak niet exact was vast te stellen, en de sterfdatum bij wet is vastgesteld. De laatste dag van een maand als sterfdatum is hier een sterke indicatie voor.

Bronnen: Documentatie onderdeel van het Auschwitz Museum en Stadsarchief Rotterdam. Afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork, CODA Archief Apeldoorn, Digitaal Joods Monument, Erica adresboek van Apeldoorn, het Gelders Archief, ITS Archiv Bad Arolsen (International Tracing Service), het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters en Yad Vashem.

14 augustus 2020