Ruth Schäfer was bijna zeven jaar toen ze voor de oorlog als vluchteling in Nederland aankwam. Ruth kwam op 6 september 1929 ter wereld en had een oudere zus en broer: Dora en Walter. Alle drie werden ze in Karlsruhe geboren als kinderen van Oskar Schäfer en Meta Schäfer-Kleinmeyer.
De Joodse familie Schäfer ontvluchtte nazi-Duitsland in 1936. Toen ze in Apeldoorn arriveerden, hadden ze niet meer dan een paar koffers met kleding en spulletjes bij zich. Ruths vader werkte, net als in Duitsland, ook in Nederland in de landbouw. Wat voor hem nieuw werk was in Nederland, was het houden van pluimvee. Ruth ging in Apeldoorn naar school en leerde al snel Nederlands. Een paar middagen in de week kreeg ze ook na schooltijd nog les. Ze ging dan naar de Joodse school in Apeldoorn. Van deze Joodse school is nog maar één voorwerp bewaard gebleven: een leesplankje, waarmee Ruth Hebreeuws heeft geleerd.
De Joodse school grensde aan de synagoge aan de Paslaan, waar de vader van Ruth regelmatig kwam. In de zomer van 1941 werd deze synagoge verschillende keren vernield door NSB-ers. Op 2 augustus 1941 is zelfs geprobeerd de synagoge in brand te steken. Het tekende de sfeer in de Nederlandse samenleving die voor Joden steeds grimmiger werd.
Ook in Apeldoorn werden steeds meer Joden van huis gehaald. De vader van Ruth wilde proberen in Nederland te blijven. Hij liet de Joodse Raad een brief schrijven waarin vermeld werd dat hij in de Eerste Wereldoorlog gevochten had en nu boer was. Maar het was voor de nazi’s geen reden Oskar en zijn gezin met rust te laten.
Op 17 november 1942 werd de familie Schäfer in Apeldoorn opgepakt. De volgende dag kwamen ze aan in kamp Westerbork en binnen vier weken vertrok het transport waarmee de familie naar Auschwitz moest.
Ruth Schäfer werd daar, op dezelfde dag als haar ouders, vermoord op 15 december 1942. Ze is 13 jaar geworden. Dora en Walter Schäfer werden in de loop van 1943 in andere nazi-kampen om het leven gebracht.