Saartje van de Giessen was het zesde kind van Salomon van de Giessen en Hanna Noot. Haar broer Hermanus was de jongste van de negen kinderen uit het gezin, waarvan er al twee voor de oorlog waren overleden en drie de oorlog hebben overleefd. Hun vader Salomon was op 2 October 1942 tijdens een grote razzia in Amsterdam opgepakt en naar Westerbork gestuurd en diezelfde dag nog doorgestuurd naar Auschwitz. Bij aankomst daar op 5 October 1942 is hij onmiddellijk vermoord.
Hun moeder Hanna Noot en de tweelingzus van Saartje, Jetje van de Giesen waren waarschijnlijk ondergedoken. Zij werden op 9 Maart 1944 in Westerbork binnengebracht en beiden op 19 Mei als strafgeval op transport gesteld naar Auschwitz. Moeder Hanna is bij aankomst in Auschwitz op 22 Mei 1944 onmiddellijk vermoord. Jetje van de Giesen heeft vermoedelijk dwangarbeid moeten verrichten. Haar officiële datum van overlijden is vastgesteld op 30 September 1944 in Midden Europa, omdat niet duidelijk kon worden bepaald waar en wanneer zij om het leven is gekomen.
Saartje en Hermanus van de Giessen waren beiden inwoners van het Centraal Israëlitisch Krankzinnigengesticht Het Apeldoornse Bos. Saartje werd daar opgenomen op 2 November 1931 en Hermanus 2 jaar later, op 26 Juni 1933. Toen de Duitsers in de nacht van 21 op 22 januari 1943 het Apeldoornse Bos hebben 'leeggehaald', werden patiënten en verplegers in veewagens naar Auschwitz gedeporteerd waar bijna iedereen direct na aankomst werd omgebracht. Hierbij waren ook Saartje en Hermanus van de Giessen, die bij aankomst op 25 Januari 1943 onmiddellijk zijn vermoord.
Stadsarchief Amsterdam, archiefkaart Salomon van de Giessen, Saartje van de Giessen en Hermanus van de Giessen en het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Saartje van de Giessen en Hermanus van de Giessen.