Onbekende man met Jodenster ‘de legale rest', blijkt mijn opa
Vorig jaar (2017) werd op 4 mei het tv-programma 'Voor Joden verboden' uitgezonden over de invoering van de Jodenster als ultieme discriminerende daad en waar discriminatie toe kan leiden. In het programma werd aandacht besteed aan een indrukwekkend nieuw boek 'Stad in oorlog', met niet eerder gepubliceerde foto's uit Amsterdam tijdens de tweede wereldoorlog. Als markant voorbeeld werd bijgaande foto getoond van een onbekende man met Jodenster. In het boek staat daarbij de volgende tekst:
'Voorjaar 1945 Vakfotografe Emmy Andriesse maakte als lid van de Ondergedoken Camera tijdens de hongerwinter van 1944/1945 opnames van de snel verslechterende leefomstandigheden in de stad. Omdat er vrijwel geen brandstof leverbaar is, wordt op het braakliggende terrein van het voormalige Weesperpoortstation naar kolen gegraven. De man op de voorgrond heef een Jodenster op zijn jas. Alle Joden zijn - tenzij ondergedoken - dan inmiddels al geruime tijd gedeporteerd. Alleen een paar honderd gemengd gehuwden zijn als uitzondering van deportatie gevrijwaard. Zij moesten echter wel aan bepaalde voorwaarden voldoen. Zo werd in Nederland aanvankelijk verplichte sterilisatie toegepast. Dit ging zelfs de Duitsers te ver. Maar altijd bestond het gevaar dat bij het minste of geringste een gemengd gehuwde alsnog als 'strafgeval' op transport kon worden gestuurd. Historicus J. Presser noemde deze gevrijwaarden 'de legale rest'.'
Mijn broer Niko zapte toevallig langs bovengenoemd tv-programma en zag in een flits deze foto voorbij komen. Hij meende die onbekende man te herkennen en maakte met behulp van Uitzending Gemist een screenshot dat hij naar mij mailde ter verificatie. Met behulp van oude foto's uit mijn archief kon ik de onbekende man met Jodenster zonder twijfel identificeren als onze opa, de vader van onze vader, Samuel Coppenhagen.
De foto raakte ons diep, hoe hij daar staat, met die verfoeide ster op zijn borst en recht de camera in kijkt. Het leek wel alsof Sam ons uit een recent verleden in het nu aankijkt en ons met zijn ogenschijnlijk ongebroken blik en houding iets wil meegeven. Op het moment van de foto is hij volkomen berooid en vrijwel al zijn familie en vrienden kwijt, behalve zijn vrouw en drie jonge kinderen, waaronder mijn vader.
Na de oorlog kwamen de berichten binnen over wat er met zijn familie, vrienden, kennissen en zakenpartners was gebeurd. Hij bouwde zijn door de Duitsers leeggeroofde zaak opnieuw en met succes op. Hij werd een hartpatiënt en een angstige man. Zijn angst en hartkwaal kwam door de oorlog, zei mijn oma altijd. Hij stierf begin 1965 op 64 jarige leeftijd aan een hartaanval. Ondanks die angst had hij amper twee jaar daarvoor zijn Amsterdamse handelsbedrijf verhuisd naar Kaatsheuvel, waar zijn meeste klanten zaten. Hij had daar een huis laten bouwen met twee verdiepingen, een voor- en achtertuin en een garage. Zijn hele leven had hij in Amsterdam op bovenwoningen gewoond en hij was apetrots op zijn grasveld en de bloemen in de tuin. Ik zie hem nog intens tevreden en heel precies met de hand, klavertjes en paardenbloemen uit het gras trekken. Toen ik hem vroeg waarom hij dat deed, keek hij mij ernstig aan. Hij zei dat het onkruid was en onkruid moet je met wortel en al verwijderen zodra het zich laat zien, want voor je het weet woekert het zo dat het onherstelbare schade aanricht. Als jongetje van zes begreep ik dat het wijze woorden waren, maar ik wist nog niet waarom.
'Wat er ook gebeurt, maak er het beste van.’, dat is wat Sam mij met deze foto meegeeft. Maar ook, discriminatie is diep geworteld en kan iedereen overkomen.
We hebben de auteurs van het boek René Kok en Eric Somers van het NIOD opgezocht en ontmoet. In een volgende druk van het boek komt Sam’s naam bij de foto te staan en is hij geen onbekende man meer die bij een ‘legale rest’ hoorde.