Sophia Cohen was één van de tweelingdochters van Samuel Cohen en Sientje Jacobij die in Breda op 5 December 1918 in Breda het huwelijk waren getreden. Haar vader diende in het leger en was sergeant bij de infanterie en woonde ten tijde van zijn huwelijk in Den Bosch. Daar zijn in 1920 Sophia en haar zus Esther geboren.
Door het beroep van haar vader moesten zij verschillende keren verhuizen. Na Den Bosh woonden zij in Venlo; in April 1930 werd het gezin ingeschreven in Nijmegen maar in 1931 kwam de familie Cohen naar Amsterdam waar zij tot 1934 woonden in de Jan Tooropstraat. Vandaar verhuisden zijn naar de Gelderschekade en op 18 April 1940 werd hun adres Amstel 45 I in Amsterdam
Sophia’s tweelingzus Esther, naaister van beroep, werd met haar ouders op 3 October 1942 in Westerbork greregistreerd. Haar ouders Samuel Cohen en Sientje Jacobij werden al op 5 October naar Auschwitz gedeporteerd en bij aankomst op 8 October 1942 onmiddellijk vermoord. Esther daarentegen bleef in Westerbork achter en is daar uiteindelijk op 12 April 1945 bevrijd. Haar registratiekaart van de Joodse Raad geeft wél aan dat zijn “gesperrt” was (voorlopig vrijgesteld van deportatie) maar de reden van haar vrijstelling is niet vermeld. Esther heeft de oorlog overleefd en is in 2002 overleden.
Sophia was ongehuwd, werkte als dienstbode en vertrok uit haar ouderlijk huis op 18 Januari 1941 naar Apeldoorn, waar zij enkele maanden als hulp in de huishouding in de Joods psychiatrische inrichting “Het Apeldoornse Bos” werkzaam was. Op 18 April 1941 keerde zij terug naar Amsterdam waar zij terechtkwam op de Sarphatikade 6 hs, waar een rusthuis was gevestigd. Hierna volgde op 21 Juni 1941 nog een verhuizing naar de Weesperzijde 108 hs en haar laatst bekende adres werd per 2 Juli 1942 Stadhouderskade 152 hs.
Op 15 Juli 1942 kwam Sophia Cohen in Westerbork aan. Niet bekend is of zij een oproep voor de zogenaamde “werkverruiming in Duitsland” ontvangen had of dat er een andere reden ten grondslag lag in haar aankomst in Westerbork. Na een verblijf van een week echter werd Sophia op 21 Juli met nog 930 andere gedeporteerden op transport gesteld naar Auschwitz.
Dr. L. de Jong beschrijft in deel 8 - tweede helft - van Het Koninkrijk der Nederlanden in te Tweede Wereldoorlog op blz. 57 het volgende over het transport van 21 Juli 1942:
“De treinreis”, aldus een beschrijving van het derde transport naar Auschwitz, waarbij zich veel jongeren bevonden (21 Juli 1942), was, volgens één der gedeporteerden, “gezellig; we hebben haast allemaal gezongen en we waren optimistisch. Er waren wel enkele kinderen bij en wat die zouden moeten doen begrepen we niet erg. We reisden in veewagons, waarvan de deuren openstonden, zodat we met onze benen naar buiten konden zitten, en bij elk station waar de trein stopte, mochten we water gaan drinken. Veertig man zaten in iedere wagen, dus dat ging wel”.
Bij aankomst van het transport in Auschwitz op ± 24 Juli 1942 werd Sophia ongetwijfeld in het kamp tewerk gesteld, waar zij uiteindelijk ook om het leven is gekomen. Het is niet bekend op welke datum exact zij daar haar leven heeft verloren, maar vanwege aangifte van het Ministerie van Justitie is op 20 Juli 1950 in de Gemeente Amsterdam een overlijdensakte voor Sophia Cohen opgemaakt waarin haar overlijdensplaats en datum is vastgesteld als in Auschwitz op 30 September 1942.
Bronnen o.a. Stadsarchief Amsterdam, archiefkaart Sophia Cohen en Samuel Cohen en woningkaart Sarphatikade 6 hs; websites wiewaswie.nl en openarchieven.nl; het archief van de Joodse Raad, registratiekaart van Sophia Cohen en Esther Cohen; overlijdensakte uit Amsterdam voor Sophia Cohen A43-folio 54, akte nr. 312 d.d. 20-7-1950.