Wolf Morpurgo was één van de negen kinderen van Eliëzer Morpurgo (1853-1914) en Judith Sons (1851-1934) . Zijn ouders waren beiden geboren in Amsterdam en aldaar overleden en begraven op de Portugees Israëlitische begraafplaats Beth Haim.
Het gezin waarin Wolf geboren was bestond verder nog uit Aron (22-10-1875), Ester (15-7-1877), Alida (20-5-1881), Ribca (29-3-1883), opnieuw een Aäron (6-7-1885), Mozes (25-5-1889), Immanuel (22-4-1891 en Salomon (2-11-1893).
Aron, Ribca, Mozes, Immanuel en Salomon overleden al op hele jonge leeftijd. Van Ester (Amsterdam 15-7-1877) en Alida (Amsterdam 20-5-1881) is verder niets bekend. Van Aäron die in 1885 werd geboren is bekend dat hij met zijn gezin tijdens de Sjoa is vermoord
Wolf Morpurgo was werkzaam als los havenarbeider in de Amsterdamse haven. Hij trouwde op 11 Mei 1904 met de in Düren (D) geboren Ricka Stern, een dochter van de blikslager Meijer Stern en Bertha Sternefeld. Als ongehuwde moeder had zij op 30 November 1898 in Hamburg een dochter gekregen, Rosa Stern, die de Holocaust overleefde.
Wolf en Ricka kregen samen nog vijf kinderen, t.w. Eliazer in 1904, Maurits in 1906, Meijer in 1909, Judith in 1911 en Bertha in 1914. Maurits overleed echter al na enkele maanden na zijn geboorte op 11 December 1906. Hun dochter Bertha, haar man Abraham Aronius en hun zoon Andries overleefden de Holocaust. Echter hun dochtertje Ricka, die op 31 Januari 1939 werd geboren, werd op 5 Maart 1943 in Sobibor vermoord. Wolf's zoon Meijer Morpurgo, die gehuwd was met Ida de Frétes uit Malang (N.I.) overleefde met zijn vrouw en drie kinderen de Holocaust. Wolf's zoon Eliazer en zijn dochter Judith werden tijdens de Sjoa vermoord.
Wolf Morpurgo werd in 1926 weduwnaar, toen zijn vrouw Ricka Stern op 7 Augustus overleed. Zijn zoon Eliazer trouwde in 1934 en zijn dochter in 1933; zij woonden toen niet meer bij hun vader. Wolf woonde na Ricka’s overlijden nog op verschillende adressen, waaronder Rapenburg, Tugelaweg, Lange Houtstraat, Wagenaarstraat, Zwanenburgwal en de Nieuwe Hoogstraat 12 III in Amsterdam, wat tevens zijn laatst bekende adres is geworden.
Op 14 Januari 1943 werd Wolf Morpurgo afgevoerd naar Westerbork waar hij een week in barak 68 moest verblijven. Op 23 Januari werd hij gedeporteerd naar Auschwitz. Met dat zelfde transport werden ook zijn schoonzuster Schoontje Morpurgo-Sealtiel en zijn nichtje Judith Morpurgo gedeporteerd die bij aankomst onmiddellijk in de gaskamers om het leven gebracht werden. Ook Wolf Morpurgo werd bij aankomst op 26 Januari 1943 in Auschwitz onmiddellijk werd vermoord.
Bronnen o.a. Stadsarchief Amsterdam, gezinskaarten van Wolf Morpurgo en Meijer Stern, archiefkaarten van Wolf Morpurgo, Ricka Stern, Eliazer Morpurgo, Judith Morpurgo, Meijer Morpurgo en Bertha Morpurgo en het archief van de Joodse Raad, registratiekaart van Wolf Morpurgo.