Salomon Gazan, geb. 20.08.1851 in Sommelsdijk, trouwde op 27.08.1885 met Sebilla Levi, geb. 25.06.1861 in Willemstad. Uit dit huwelijk werden geboren: Cato, 13.06.1889, Hartog, 15.06.1890, Izaäk Salomon, 16.02.1892, Margaretha, 22.05.1893, Philip, 22.04.1894 en Roosje, 29.04.1902. Vier andere kinderen uit dit huwelijk overleden al voor de deportaties naar Westerbork begonnen.
Salomon Gazan was vleeshouwer en veehandelaar op de Westdijk A304 (nu nr. 55) in Sommelsdijk. Izaäk Salomon werkte in de slagerij.
Philip werd slager in Dirksland, Roosje woonde thuis.
Dochter Cato was verpleegster in het Apeldoornse Bos, een inrichting voor Joodse zwakzinnigen. Hartog werd winkelier.
Sebilla Gazan-Levi werd op 16.12.1942 opgenomen in het ziekenhuis in Dirksland, tegelijk met dochter Roosje. Daarvandaan werd zij op 01.02.1943, ook via het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis in Amsterdam, naar Westerbork vervoerd. Zij werd op 24.08.1943 naar Auschwitz gedeporteerd, waar ze op 27.08.1943 werd vergast.