Verhaal

Op de foto in oorlogstijd. Ida Schischa en Edith Maier-Schischa

Edith Maier-Schischa, Ida Schischa en Ernst Maier, 1942. Foto Annemie Wolff. © Monica Kaltenschnee.

Alle rechten voorbehouden

In het boek Op de foto in oorlogstijd. Studio Wolff, 1943 van Tamara Becker en An Huitzing (Lecturis, 2017) zijn foto's en een portret van Ida Schischa en haar dochter Edith Maier opgenomen en wordt het verhaal van hen en de familie verteld.

Op de foto in oorlogstijd gaat over een deel van het oeuvre van Annemie Wolff (1916-1994): de teruggevonden honderd fotorolletjes uit 1943 met portretten van 440 mensen.

Over Ida Schischa en Edith Maier-Schischa (p.255-257):

Op vrijdag 18 juni sloeg het weer van de ene op de andere dag om. Het regende en onweerde, maar Annemie hoefde niet ver: ze ging foto’s maken bij Ida Schischa drie huizen verderop. Ida had net haar zeventigste verjaardag gevierd. Ze wilde op de foto met haar dochter Edith, haar schoonzoon Ernst Maier en alle bloemen die ze had gekregen. Annemie had in januari ook foto’s van haar familie genomen.[i] Ida was in 1940 uit Wenen gekomen, haar dochter twee jaar eerder. Edith was directrice van een dekenfabriek. In Nederland ontmoette Edith de twaalf jaar oudere Ernst Maier, een koopman uit Pforzheim. Hij was inmiddels medewerker bij de afdeling Hulp aan vertrekkenden van de Joodse Raad onder leiding van Gertrude van Tijn.[ii] Zijn Sperre hielp misschien toen Ernst en Edith in augustus 1942 waren opgepakt: na een week in Westerbork werden ze vrijgelaten.

In september 1943 zouden Ernst en Edith weer worden opgepakt, bij de laatste razzia toen ook de leiding van de Joodse Raad meegenomen werd. Ze kwamen voor een tweede keer in Westerbork. Hun advocaat diende vanuit Amsterdam een verzoek bij Calmeyer in om Edith niet-Joods te laten verklaren. Bijgevoegd was een verklaring van Ida dat Edith het kind was van hun Arische Hongaarse dienstmeisje en haar minnaar, opgevoed door de familie Schischa met hun acht eigen kinderen. Er werden verklaringen in het Hongaars ingediend met veel stempels en de Duitse vertalingen daarvan, ook van de ‘natuurlijke vader’ van Edith, ene Maximilian Korbuly. En foto’s van het dienstmeisje, Korbuly, Edith en Ida.[iii] Hans Calmeyer wees het verzoek af: het verhaal was te fantastisch en bovendien was Edith in een Joods milieu opgevoed en met een Jood getrouwd. De afwijzing kwam op 17 juli 1944.

Toen waren Edith en Ernst al een aantal maanden in Bergen-Belsen. Edith werd doorgestuurd; in oktober 1944 werd ze in Auschwitz vermoord. Ida kwam eind april 1945 in Bergen-Belsen om.[iv] Ernst werd een paar dagen later door het Amerikaanse leger bevrijd in Kamp Mühldorf, een buitenkamp van Dachau waar de gevangenen in de wapenproductie moesten werken. Een neef herinnert zich dat Ernst een getatoeëerd nummer op zijn arm had. Ernst keerde terug naar Nederland. In 1948 trouwde hij met Ali Bielschowsky, die in de oorlog ondergedoken was geweest en had meegewerkt met het verzet. Ernst en Ali betrokken het appartement aan de Stadionkade waar Annemie en Helmuth hadden gewoond tijdens hun eerste twee jaren in Amsterdam.

 

 

 

[i] Deze negatieven waren niet bewaard gebleven. In januari had Annemie als adres Noorder Amstellaan 143 opgeschreven, waar Ida nog woonde. Haar dochter en schoonzoon woonden daar toen ook, maar waren in de tussentijd naar Scheldestraat 106 verhuisd, het adres dat Annemie in juni noteerde.

[ii] Wasserstein, Gertrude van Tijn, 175 en 286. In maart 1943 deed Gertrude van Tijn een beroep op David Cohen, een van de voorzitters van de Raad, om vier van haar medewerkers te redden die bedreigd werden met deportatie. Onder hen was Ernst Maier, die als enige van de vier de concentratiekampen overleefde.

[iii] Hiervoor gebruikten ze niet Annemies foto’s.

[iv] In oktober 1943 schreef Ida vanuit Amsterdam nog een brief voor de Calmeyerprocedure. Niet bekend is wanneer ze precies is opgepakt: volgens haar archiefkaart (SAA) was ze op 15-12-1943 in Westerbork, maar dat blijkt niet uit de administratie van het kamp.

Alle rechten voorbehouden