Cato Ossendrijver was het eerste kind van Andries Ossendrijver en Hanna de Vries. Zij was geboren op 10 Augustus 1888 in Amsterdam en trouwde aldaar met Hartog Frank op 31 Mei 1911, een zoon van Andries Frank en Rachel de Vries. Het echtpaar kreeg drie kinderen, t.w. Hanna Rachel, die in 1913 in Vlissingen geboren werd; Andries in 1914 in Tiel en Alexander in 1923 n Middelburg. Allen zijn tijdens de Sjoa vermoord.
Cato’s echtgenoot Hartog Frank was op het Nederlandsch Israëlietisch Seminarium opgeleid als godsdienstleraar en gazan en hij was directeur van het Leidsche Weeshuis Ook Cato was vier jaar directrice van het Leidsche Weeshuis en hotelhoudster geweest, en beiden waren vanaf Februari 1927 ook ingeschreven in Amsterdam als pensionhoudster/pensionhouder.
Na hun huwelijk woonden Cato en Hartog op verschillende plaatsen in Nederland. Hun eerste adres was Weesperstraat 116 in Amsterdam, waar zij inwoonden bij de ouders van Cato, Andries en Hanna Ossendrijver.
Op 9 Februari 1927 werd het gezin Frank uit geschreven uit Amsterdam naar Oosterbeek in de gemeente Renkum, waar zij woonden op de Utrechtseweg 48. In 1928 keerden zij weer terug in Amsterdam waar zij kort inwoonden bij Cato’s ouders in de Swammerdamstraat 68 en in Juni 1929 vertrokken zij opnieuw uit Amsterdam, nu naar Bergen in Noord Holland, waar zij woonden in de Jan Oldenburglaan 11, waar zij bleven tot September 1932.
Niet bekend is of Hartog en Cato Frank in de jaren dat zij in Renkum en Bergen hebben gewoond óók een pension hadden. Maar zeker is dat zij na terugkeer in Amsterdam in 1932, een pension runden in de Plantage Franschelaan 11, Pension Frank, waar zij vijftien gasten hadden ondergebracht. (deze laan is in September 1945 hernoemd in Henri Polaklaan). Na hun terugkeer uit Bergen woonden zij nog op verschillende adressen in Amsterdam maar verhuisden op 7 Maart 1939 ook zelf naar de Plantage Franschelaan 11, hun laatst bekende adres in Amsterdam.
Hartog Frank was “gesperrt bis auf weiteres” maar werd op 4 Februari 1943 afgevoerd naar Westerbork. Ook Cato Ossendrijver had een “Sperre” wegens functie maar kwam gelijk met haar man in Westerbork aan. Bij de registratie van alle Joden door de Joodse Raad in 1941 is geconstateerd dat Hartog een ruggemergontsteking had en zo goed als verlamd was. Hij kwam in Westerbork dan ook in de ziekenhuisbarak 84 terecht. Zijn vrouw Cato moest verblijven in barak 55.
Beiden werden op 16 Februari 1943 op transport gesteld naar Auschwitz waar zij bij aankomst op 19 Februari 1943 onmiddellijk zijn vermoord.
Bronnen o.a. Stadsarchief Amsterdam, gezinskaart en archiefkaarten van Hartog Frank en Cato Ossendrijver en het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Hartog Frank en Cato Frank-Ossendrijver.