Verhaal

Toespraak Harry Hes bij de onthulling van Stolpersteine voor Eduard en Jacob Karel Danneboom op 21 september 2018

Toespraak door Harry Hes bij de onthulling van Stolpersteine voor Eduard en Jacob Karel Danneboom voor de Groeneweg 25 op 21 september 2018.

Inleiding.

“I have been here before”. Ik leen het zinnetje van Evelyn Waugh, die Brideshead  Revisited ermee opent. En daarna zich een tragedie laat ontrollen in retrospectief.

Piet heeft mij aangekondigd onder het hoofd herinnering en herdenking. Herdenking acht ik impliciet bij een bijeenkomst als deze. De herinnering is na meer dan 70 jaar als een vergeelde en verbleekte ansichtkaart; de contouren zijn vervaagd, begrenzingen vervloeien. Deze vervaagde herinneringen en wat achtergronden wil ik graag met U delen. De valkuil waarin ik U meesleep is, dat het te datum-en genealogisch technisch wordt. De genegenheid in de verhoudingen van toen, de zielsverwantschap, zijn zo moeilijk over te brengen. Ik ben geen Evelyn Waugh.

Verwantschap.

Op 22-07-1891 trouwde in Kassel (Duitsland) Johanna Goldberg (geb. 1865) met ene Kaufmann Katz uit Vacha. Johanna was de oudste van de 10 kinderen in het gezin Goldberg. Mijn oma Flora (geb. 1879) was de 8e in dat rijtje, nr. 7 was haar twee jaar oudere zuster Veilchen, later genoemd Franciska, de grootmoeder van mijn achternichtjes Marcus. Ook Kaufmann Katz kwam uit een groot gezin; hij had een veel jonger zusje, Selma (geb. 1882). Zij zou later trouwen met Eduard Danneboom en in Zwolle gaan wonen. In hun huis zijn wij vandaag bijeen. Is het niet aardig je voor te stellen dat de jonge meisjes Goldberg en Katz elkaar in 1891 op de bruiloft van Johanna en Kaufmann hebben ontmoet? Vooral als je weet dat een dochter van zowel Franciska (Hilde Loeb) als van Flora (Ilse Bouscher) rond 1930 ook met Zwolse bruidegommen (Leo Marcus en Max Hes) in Zwolle terecht zouden komen? De relatie tussen de families Danneboom-Katz enerzijds en Marcus en Hes anderzijds is dus weliswaar geen bloedverwantschap maar wel een familiaire betrekking.

We vinden dat ook terug in het dagboek, dat Antoinette, Selma’s dochter, heeft bijgehouden tijdens haar lange reis langs haar Duitse familie in de zomer van 1920. Ze vermeldt de ontmoeting met Hilde Loeb en haar broer Max in Kassel, alsook die met haar nicht Irma Katz, de dochter van Kaufmann Katz en Johanna Goldberg. Irma, die dus ook een nicht was van Hilde en mijn moeder langs de Goldbergkant.

Genoeg informatie om te beseffen dat zowel Hilde als mijn moeder een paar haakjes hadden in Zwolle, toen zij daar als jonggehuwden-met- een-migratieachtergrond rond 1930 belandden.

Groeneweg 25.

Mijn oma Flora trouwde Alex Bouscher, mijn opa. Ze overleed in Zwolle in maart 1939. Opa overleefde de oorlog in de onderduik. Hij hertrouwde op 17 mei 1949. Woningen waren schaars, voor opa en Elsie werd een praktische oplossing gevonden: zij gingen wonen op de 1e etage van Groeneweg 25, dat tot dan toe in zijn geheel werd bewoond door Selma Danneboom. Vanaf 28 mei 1949 staan zij op dit adres ingeschreven. Ze hebben hier bijna drie jaar gewoond. Tot zij op 6 mei 1952 hun flat kregen aan de Hanekamp 148, toen nieuw gebouwd. In die drie jaren ben ik hier regelmatig geweest, en daar werd meestal ook even een bezoekje op de begane grond aan oma Danneboom aan vastgeknoopt.

Oma Danneboom.

Oma Danneboom, zo noemden we haar.

Oma Danneboom verloor in de oorlog haar hele familie – echtgenoot, dochter met man en twee kinderen en zoon. In het boekje “Stunden der Andacht” uit haar bezit, dat bewaard is gebleven, heeft zij op de eerste bladzijde de jaartijddagen vermeld, beginnende met haar moeder in Bielefeld en eindigende met haar hele gezin. “Dit alles meemaken is haast teveel voor een mensch” staat op de volgende bladzijde…….

 “Dit alles meemaken is haast teveel voor een mensch”. Het moet een ijzersterke vrouw zijn geweest die dit lot heeft gedragen. Zoals ik haar heb gekend was zij klein en tenger, na de oorlog al boven de 60 jaar. En altijd tot in de puntjes verzorgd, een dametje. Als ik aan haar denk zie ik haar zò, en tegelijk ook in een aura van droefheid, dat altijd om haar heen was.

En als ik denk aan haar in deze kamer, dan zie ik haar tegen de achtergrond van de prachtige schilderijen van haar kleindochters, geschilderd door J.L. Kleintjes en gesigneerd in 1941. Zelfs als jongen vond ik dat een schril beeld dat me door de ziel sneed. Ik had die meisjes gekend, ik herinnerde me een verjaardag in dat grote huis aan de Koestraat. Ik besefte, jong als ik was, wat het verhaal achter die portretten was. Daarvoor had ik voldoende meegeluisterd met de “grote mensen”.

Oma Danneboom is na de oorlog met liefde, warmte en zorg opgevangen door bekenden en verwanten, in het bijzonder door de familie Leo & Hilde Marcus. Diezerstraat 22 is het postadres, dat in 1945 wordt genoemd in de advertentie, waarin informatie wordt gevraagd over de verloren familie. Of zij daar ook tijdelijk heeft gewoond is mij niet bekend. Ik ken haar, wonend aan de Groeneweg 25, alleen in dat grote huis, dat zij later deelde met mijn grootvader en zijn echtgenote.

Ik denk aan haar en haar tijd met weemoed en compassie. Zo zie ik haar ook in het Joods Bejaardenhuis in Rotterdam waar zij tenslotte heeft gewoond. Ik heb haar daar opgezocht toen ik bij een vriendje in Rotterdam logeerde.

Zij heeft haar leven op een natuurlijke manier mogen, moeten, voltooien. Maar wel onder een last, die “haast teveel (was) voor één mensch”.