Verhaal

Toespraak bij de onthulling van Stolpersteine

Toespraak door Peter Riemersma bij de onthulling van Stolpersteine voor Erich Max  en Hedwig Rosenthal-Neustädter en Karl Rosenthal, Begoniastraat 2, voor Adolf en Sophie Neustädter-Epstein, Hortensiastraat 61, Otto Rosenthal Van der Laenstraat 61 te Zwolle op 28 juni 2019.

JOODSE VLUCHTELINGEN IN ZWOLLE

Antoinette Danneboom ging in 1920 op een uitgebreide familietoernee langs verschillende Duitse steden waar de Duitse familie van haar moeder Selma woonden. Zij houdt een dagboek bij en dat is bewaard gebleven. Op 10 augustus 1920 schrijft zij kennelijk verbouwereerd over een demonstratieve anti-joodse optocht mogelijk van de Schutz- und Trutzbund:

Las daar een stukje uit een krant over een Hakenkreuzzug in Detmold. Vreeselijk toch dat antisemitisme, heb er vannacht slecht van geslapen, had nooit gedacht dat het zóó erg hier in Duitschland was.

Antoinette, Annie, was amper 17 jaar en logischerwijs staat zij verder niet stil bij het verschijnsel van de schreeuwende antisemitische Hakenkreuzzüge.

Maar voor hier is het van belang vast te stellen dat alle leden van deze grote, uitgebreide familie uit het dagboek zo’n veertig ooms en tantes, neven en nichten heeft moeten vluchten en dat niemand het in Duitsland heeft overleefd.  Het verhaal van Antoinettes familie is exemplarisch voor het verhaal van de jood Duitse vluchtelingen waarin ook Zwolle een belangrijke rol speelt.

Want jaren later als Antoinette allang weer terug is en getrouwd met Herman Troostwijk en twee kinderen heeft, wordt zij door dezelfde nazi’s als waarvan zij al in 1920 vernam, vermoord, net als veruit de meeste familieleden die zij op haar familietoer bezocht heeft en die later in Nederland een veilige schuilplaats zochten.

Behalve Antoinette’s gezin, plus haar vader en haar broer worden ook de naar Zwolle gevluchte joods-Duitse familieleden tante en oom Meta en Max Holländer, haar oom Emiel en neef Otto Weihl, haar oom Alfred en tante Margarethe Weihl met neef Walter, tante Ida en Albert Cohn, neef George opgepakt, gedeporteerd en vermoord.. 

Antoinettes dagboek, die ene zin: een pijnlijke aanwijzing hoe de geschiedenis haar schaduwen vooruitwerpt.

De Joodse vluchtelingen in Zwolle. Wij hebben het dit keer specifiek over hen omdat zij steeds bij name terugkeren op ons herdenkingsprogramma van het onthullen van Stolpersteine.

En zoals ik Annies waarneming aanhaalde om de grotere context aan te bieden van het aanwakkerende antisemitisme dat al in de jaren twintig virulent op straat gebracht werd , zo zijn ook de Stolpersteine voor de families Neustädter en Rosenthal spekende getuigenissen van de vooroorlogse ontwikkelingen in Duitsland en daarna de lotgevallen van de vluchtelingen.

De familie Neustädter is in Hamborn-Duisberg goed geïntegreerd; de broers Adolf en Siegmund hebben allebei een winkel in Haushaltswaren, een soort Blokkers, veronderstel ik en beiden zijn actief binnen de Joodse gemeente, Frieda de vrouw van Siegmund ook in het overkoepelend bestuur.

Jaren later ná dat jaar 1920, in november 1933 als het regiem nog geen jaar aan de macht is en nog vijf jaar vóór de uitbarsting van jodenhaat in de Kristallnacht is Duisburg en vooral de wijk Hamborn waar veel joodse winkels zijn, het toneel van intimidatie en agressie door rondzwervende SA-bendes:  winkels worden beklad met boycot-leuzen, ruiten ingeslagen. Zo ook bij Siegmund Neustädter in de Weselerstrasze. Net als Siegmund denkt dat het geweld geluwd is en hij wil beginnen met het opruimen van de scherven, stormt een stel Hitler-Jugend pubers op hem af. Zij schoppen hem ter plaatse voor zijn eigen winkel dood. Hij wordt nog wel naar het ziekenhuis gebracht maar hij sterft.

Er wordt nog wel een politierapport opgemaakt, maar de daders worden nooit vervolgd laat staan berecht. In 1933 genieten de Joden geen rechtsbescherming meer, de facto.

Zijn broer Adolf Neustädter met zelf ook een winkel in de buurt en zijn vrouw Sophie  wachten verbijsterd af, maar denken niet aan vluchten. Stel je voor, alles achterlaten wat je levenslang hebt opgebouwd.

Maar schoonzoon Erich Max Rosenthal en zijn vrouw Hedwig Neustädter, Siegmunds dochter,  hebben hun besluit al genomen en vertrekken in 1933 vanwege het geweld en de boycots naar Nederland om daar opnieuw te beginnen. Zij hebben een zoon Georg en ook de moeder van Max Erich gaat mee: zij behoren tot de Joods-Duitse vluchtelingen die in 1933 de grens overkomen.

Samen met vijfduizend andere.

Die eerste groep is over het algemeen vol goede moed en ondernemend. Erich Max Rosenthal is daar een goed voorbeeld van ; hij begint een tapisseriefabriek op de Nieuwe Markt en na succes verhuist hij het bedrijf naar de Korte Kamperstraat / Jufferenwal.

Erich  Max, Hedwig en Karl waren goed geïntegreerd in Zwolle en woonden hier dan ook al zeven jaar als de oorlog uitbreekt. Zij komen voor in het huwelijksjubileumalbum van Alfred Danneboom en Selma Katz in de Groenestraat.  

In 1942 wordt zijn bedrijf op Duits gezag onteigend en overgenomen door de Treuhand Organisatie die het verplaatst naar Deventer onder de naam ‘De Adelaar’. Ook dat is exemplarisch voor de jonge joodse starters uit Duitsland.

Het gezin Rosenthal-Neustädter wordt gedeporteerd en vermoord. Wij onthullen voor hen drie stenen in de Begoniastraat.

Adolf Neustädter en Sophie, voorbeeld van de oudere generatie die lang, te lang gewacht heeft en in dit geval ten langen leste op aandringen van hun dan al naar Amerika ontvluchte zoon Kurt Duitsland verlaten, - kunnen hun zoon Kurt en dochter Trude dan niet meer volgen naar Amerika. Zij gaan aanvankelijk rechtstreeks naar Rotterdam om te proberen passage te boeken voor een verdere vlucht in de emigratie. Maar het lukt niet en ze komen naar Zwolle waar nichtje Hedwig Rosenthal met haar man woont en wellicht hulp kan bieden. Adolf krijgt nog toestemming om de Amerikaanse consul te bezoeken en om toestemming te vragen voor immigratie in de VS, maar tevergeefs. Daarmee is hun lot beschoren. Zij worden in Zwolle opgepakt en vermoord in Auschwitz. Voor hen leggen wij Stolpersteine in de Hortensiastraat.

Kurt en Trude overleven en zijn in Amerika succesvol. Jammer dat Kurts zoon Roger Neustädter hier vandaag helaas niet bij  kan zijn. Overigens heeft hij geen sprankje Duits meer.

Hij weet niets van zijn familiaire voorgeschiedenis. Ook een belangrijk aspect in het proces van het identiteitsverlies van de joods Duitse vluchtelingen die hun vaderland moesten verlaten. Dat de zusters Pauline en Karoline, zussen van zijn grootvader in 1942 in Aken zelfmoord hebben gepleegd, weet hij niet.

 

De zesde Stolperstein voor deze familie is ter nagedachtenis van Otto Rosenthal, geboren in Sterkrade (Oberhausen) in 1895. Hij was de broer van Erich Max Rosenthal en zal voor en met hem gewerkt hebben in de textielfabriek van Erich. Hij was 39 toen hij stierf in Bobrek, het subkamp van Auschwitz waar Siemens Joodse dwangarbeiders inhuurde voor de Duitse oorlogsindustrie.

Hij behoorde derhalve tot de zgn. Kosel-groep. Een aantal treinen van Westerbork naar Auschwitz stopte zo’n 80 kilometer vóór Auschwitz op het stationnetje van Kossel . Daar werden alle mannen van 15 tot 55 uit de trein gehaald en tewerk gesteld in kampen als Bobrek in de omgeving van Kosel. Voor deze groep is een monument op het station van Kosel opgericht en in Bytom waar Otto begraven ligt, staat zijn naam op een gedenkteken. 

In oktober 1933 was hij naar Zwolle, uit Berlijn, gekomen en hij woonde in wat toen wellicht ook al een bouwvallig huisje was aan de Van der Laenstraat 61a in Zwolle, in de jaren 70 afgebroken, voor hem gehuurd door zijn broer.

Aantallen, getallen

U gaat deze cijfers niet onthouden dus ik geef er maar een paar om een indruk van de omvang te geven. De Joodse voorman Cohen schatte het aantal Joodse vluchtelingen dat in het eerste jaar de Nederlandse grens overkwam op 5 duizend. Over de gehele periode van 1933 – 1940 zouden dat er dan 34 duizend geweest zijn.

Een zeker deel komt naar Zwolle. Sommigen trekken verder en zoals we hebben gezien begint een aantal van hun een nieuw bestaan, zich niet bewust van het gevaar dat hen ook hier zal bedreigen.

Michman voegt daaraantoe dat er in 1941 in Nederland 15.174 Joodse Duitse vluchtelingen verbleven, minder dan de helft van het aantal dat aanvankelijk naar Nederland kwam.

Vierstraete-Erdtsieck heeft het voor Zwolle vergelijkbare aantal Joodse vluchtelingen dat korter of langer in Zwolle was, berekend op de orde van grootte van 90. Niet allen zijn gebleven en er zijn er bijgekomen bijvoorbeeld uit de kuststreek die daar al dadelijk in 1940 gedwongen moesten vertrekken, op Duits bevel. Dat verklaart het getal van 103 in Zwolle woonachtige Duitse joden op de lijst van 27 februari 1942.

Over veel van de uit Duitsland gevluchte in Zwolle verblijvende Joden is nauwelijks iets bekend. Lees de website JoodsMonument er maar op naar. Daarenboven werd hun naam niet altijd correct gespeld, soms werd hun geboortejaar foutief ingevuld en was hun woonplaats een onduidelijke aanduiding.

Een schaduwbestaan moet het in veel gevallen zijn geweest. ‘Op kamers’, inwoning, een vreemde taal, geen geld, afhankelijkheid in alles, de weg niet weten. Vooral voor degenen die op leeftijd waren en pas op het laatste nippertje Duitsland ontvlucht waren: raad hun wanhoop. Wat is er met hun identiteit gebeurd? Hun vrienden onbereikbaar, hun familie ver weg. Niets kon worden meegenomen, niets is bewaard gebleven, vaak hebben we niet eens een portret.

En het einde van hun leven was zo mogelijk nog ellendiger: opgepakt, gearresteerd, naar Westerbork, al of niet via Vught en na een korter of langer verblijf gedeporteerd naar het Oosten.

Dat roept de vraag op naar de reactie van de Nederlanders.

In de onderzoeksliteratuur wordt eenduidig beschreven hoe de kabinetten Colijn en daarvan de minister van Justitie het niet nodig vond een asylrecht te verlenen aan de vluchtende Duitse joden: vluchtelingen moesten worden geweerd. Zij werden ‘ongewenst’ verklaard. De maatregelen aan de grens werden verder verscherpt. De argumenten kunt u raden: de Duitsen joden zouden concurrenten worden in de handel en de industrie en op de arbeidsmarkt en bovendien zou het antisemitisme (mede daardoor) verhevigd worden.

Dan de Kristalnacht in november 1938 waarin in bijna alle Duitse steden en dorpen een massale volkswoede jegens Joodse medebewoners werd georganiseerd die tot vernieling zo niet vernietiging  van bezittingen leidde en tot een nationale brandstichting in synagoges.

Het kabinet in Den Haag was bereid na de verontwaardiging over deze Kristallnacht 2000 vluchtelingen toe te laten, door de Tweede Kamer gedwongen verhoogd naar 7000. Toch nog barmhartigheid?

Er is een controverse over de houding van Nederland. Dan Michan en ook Lou de Jong leggen nadruk op maatschappelijke protestacties tegen wat er in Duitsland gebeurde. Maar bij hen klinkt het net teveel alsof ‘het volk’ op dit punt lijnrecht tegenover de botte regering stond.

Daartegenover stelt historicus Bob Moore dat er vóór de Kristallnacht eigenlijk geen protestacties waren en dat er geen bewijzen zijn van substantiële weerstand tegen het vluchtelingenbeleid van de regering en dat in 1939, nadat de verontwaardiging over de Kristallnacht in november 1938 weer geluwd was,  de roep om de grens open te stellen ook weer verstomde.

Volgens Moore steunde de overgrote meerderheid van de Nederlandse bevolking het restrictieve vluchtelingenbeleid.

Vierstraete concludeert dat Zwolle geen uitzondering vormde op de rest van Nederland, ook niet op het punt van de vooroorlogse ‘houding’ jegens de joodse vluchtelingen in Duitsland. Ook zij heeft geen andere protestuitingen waargenomen dan van enkelingen.

In het algemeen wenste men niet tot zich te laten doordringen hoe de Duitse Joden ion hiun bestaan bedreigd werden en bij hun vlucht plotseling losgescheurd werden van hun wortels en. Als het ware zelfs hun eigen geschiedenis moesten achterlaten, alles kwijtraakten en hun toekomst moesten vrezen.

Cijfers op landelijk niveau wijzen uit dat ongeveer 25.000 Nederlandse Joden onderdoken en dat één derde daarvan is gepakt en dat van de 15.700 joodse vluchtelingen in Nederland er ongeveer 5 duizend de oorlog hebben overleefd.

Iets meer dan honderd, 103, Duitse joden woonden er in Zwolle toen het oproepen, verzamelen, oppakken , arresteren en deporteren van de Zwolse joodse medebewoners begon.

Van hen hebben zijn er in elk geval 81 vermoord. Zeventien hebben nog kunnen wegkomen of overleefden in de onderduik. En dan hebben zes vluchtelingen de oorlog ook niet overleefd maar zijn zij hier gestorven zonder de verschrikking van de deportatie en de concentratiekamers te hoeven ondergaan.

Wie zich verdiept in de geschiedenis van de Duitse joodse vluchtelingen leest politieke én maatschappelijke onwil om de grenzen open te houden, over weerstand om voorzieningen te scheppen en geld vrij te maken voor opvang en hulp, en over het wijzen naar de Joodse Nederlanders: lossen jullie dit probleem maar op, over selectie wie wel en wie niet toegelaten wordt en over de rare angst dat onze economie schade zou lijden. En het ergste van alles: wij lezen de onverschilligheid.

Dat is alvast een deel van het antwoord op de vraag of we meer hadden moeten en kunnen doen om te voorkomen dat Sophie en Adolf Neustädter, Hedwig, Erich Max en Karl Rosenthal, Otto Rosenthal en al die anderen vervloekt, verjaagd en vermoord werden.

Bronnen:

Jozeph Michman, Hartog Beem, Dan Michman, Pinkas Geschiedenis van de joodse gemeenschap in Nederland, 1985 (Kluwer)

Iet Vierstraete-Erdtsieck, De joodse Duitse vluchtelingen in Zwolle, 1933-1943, 1985 (in: Als een strootje in de maalstroom. Zwolle tijdens de tweede wereldoorlog)

Jop Eikelboom, Ongewenste vreemdelingen, een studie naar de houding van de Nederlandse pers ten opzichte van de joodse vluchtelingen tussen 1933 en 1940, 2016 (scriptie UvA)