Maurits, Barend en Clara Pachter waren de kinderen van Betje Polak en Levie Pachter, die op 10 November 1910 in Amsterdam in het huwelijk zijn getreden. Maurits was de eerstgeboren zoon in 1911, daarna volgde Clara in 1913 en als derde were Barend geboren in 1916. Levie Pachter overleed echter op 21 Januari 1917 en werd op 22 Januari 1917 begraven op de Joodse Begraafplaats in Diemen.
Op 6 April 1921 trad de weduwe van Levie, Betje Polak, opnieuw in het huwelijk met Abraham Salomon Kannewasser maar het huwelijk eindigde op 2 October 1925 al in echtscheiding. Echter op 4 Juni 1926 werd nog hun beider dochter Jansje Kannewasser geboren.
Maurits Pachter was ongehuwd en was werkzaam als magazijnbediende. In December 1940 verhuisde hij met de rest van de familie van de Lepelkruisstraat 15 III naar de Nieuwe Herengracht 209 hs in Amsterdam. Hij werd samen met zijn halfzus Jansje Kannewasser in de nacht van 20 op 21 Juli 1942 in Westerbork geregistreerd en op 27 Juli samen met haar gedeporteerd naar Auschwitz. Het is niet onmogelijk dat beiden hebben gereageerd op de oproep voor werkverruiming in Duitsland.
Bij aankomst op 30 Juli werden beiden als dwangarbeiders ingezet maar het is niet bekend op welke datum precies Maurits Pachter om het leven is gekomen. Daarom heeft de gemeente Amsterdam in opdracht van het Ministerie van Justitie na de oorlog een overlijdensakte voor Maurits Pachter opgemaakt, waarin is vastgesteld dat Maurits Pachter op 30 September 1942 in Auschwitz om het leven is gekomen.
Zijn broer Barend Pachter was eveneens magazijnbediende van beroep en ongehuwd. Hij woonde bij zijn moeder in de Lepelkruisstraat 15 III en vanaf December 1940 op de Nieuwe Herengracht 209 hs in Amsterdam. Ten tijde van de grootscheepse razzia’s van begin October 1942 in Amsterdam, werd Barend opgepakt en afgevoerd naar Westerbork, waar hij ergens tussen 3 en 5 October terecht is gekomen. Op 12 October werd hij met ruim 1700 andere gedeporteerden op transport gesteld naar Auschwitz, maar bij aankomst niet onmiddellijk in de gaskamer vermoord. Barend werd ingezet als dwangarbeider en is op 28 Februari 1943 in Auschwitz om het leven gekomen.
Hun halfzuster Jansje Kannewasser, die al als kleermaakster werkt, woont vanaf 1936 in de Lepelkruisstraat 15 III waar zowel haar vader Abraham als haar moeder Betje wonen. Per 20 December 1940 verhuizen zij naar de Nieuwe Herengracht 209 hs, waar op dat moment óók Jansje’s halfbroers Barend en Maurits Pachter wonen.
Jansje Kannewasser wordt in de nacht van 20 op 21 Juli 1942 al in Westerbork geregistreerd en een week later, op 27 Juli gedeporteerd naar Auschwitz. Hoogst waarschijnlijk heeft zij net als haar halfbroer Maurits gevolg gegeven aan de oproep voor werkverruiming in Duitsland want bij aankomst in Auschwitz op 30 Juli, wordt ook zij niet onmiddellijk in de gaskamer vermoord maar als dwangarbeidster in het kamp tewerkgesteld. Echter de exacte datum van Jansje’s overlijden is niet bekend, maar na de oorlog heeft het Nederlandse Ministerie van Justitie opdracht gegeven aan de gemeente Amsterdam om voor Jansje Kannewasser een overlijdensakte op te maken, waarin is vastgesteld dat zij op 30 September 1942 in Auschwitz om het leven is gekomen.
Bronnen o.a. Stadsarchief Amsterdam, archiefkaarten van Betje Polak, Maurits Pachter, Barend Pachter, Abraham Salomon Kannewasser en Jansje Kannewasser; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Maurits Pachter, Barend Pachter en Jansje Kannewasser en de overlijdensaktes van Jansje Kannewasser, register A49-folio 31v, nr.179 dd 8-9-1950, van Maurits Pachter, reg. A50-fol 41, akte 233 dd 15-9-1950, van Barend Pachter reg. A60-fol.41v-akte 240 dd 7-12-1950,