Fijtje Gosschalk (1909) groeit op in Rotterdam. Ze wordt door haar familie ook wel 'Fie' genoemd. Ze heeft twee oudere zussen Elsje en Eva, een oudere broer Joseph en een jonger zusje Roosje. Een jonger broertje Simon is als baby overleden. Er is goed contact tussen de zussen onderling.
Als volwassene woont Fijtje in de Slaghekstraat 135B in Rotterdam, dichtbij de ouderlijke woning. Na het overlijden van haar moeder Betje (1937) woont haar vader Emanuel Gosschalk bij haar in en voeren ze een gezamenlijk huishouden. In dezelfde periode als het overlijden van haar moeder is Fie ernstig ziek geworden. Zij heeft een nieraandoening glomerulonephritis ontwikkeld, een gevolg van een keelontsteking. In deze tijd zijn er nog geen antibiotica beschikbaar en hebben bacterien de nieren aangetast. Een hersenbloeding en halfzijdige verlamming volgen. Fie kan hierna o.a. niet meer goed lopen en is zorg-behoeftig geworden. Vader Emanuel trekt mede daarom bij haar in. Ze is in een ziekenhuis of sanatorium opgenomen geweest (zie foto).
Op donderdag 13 mei 1943 worden Fie (34 jaar) en haar vader Emanuel Gosschalk (71 jaar) uit hun huis gehaald. Fie moet door vader naar beneden de auto in worden gedragen omdat ze de trap niet kan aflopen. Ze zijn beiden in pyama. Snel wordt er een afscheidsbrief geschreven.
' Wij zijn hedenmorgen vertrokken? Fie en Vader'
Een dag later komen ze aan in Westerbork. Op 16 mei 1943 stuurt de broer van Fie (Joseph Gosschalk) een bericht naar de Joodse Raad. Betreffende Fijtje Gosschalk, verblijvende te barak 81A ( de ziekenbarak). Met het verzoek om haar het volgende op te mogen sturen: levensmiddelen, verschooning, toiletartikelen, zeep, tandenborstel, eetgerei, deken.
Twee dagen later (18 mei 1943) wordt Fie samen met haar vader gedeporteerd naar Sobibor. In totaal zijn er 2862 personen aanwezig in de trein. Er zijn geen overlevenden van dit transport.