Betje Bosman, een dochter van Salomon Bosman en Grietje Bood, was de tweede vrouw van David Beek. Betje was geboren op 10 Januari 1902 in Rotterdam en trouwde met hem op 17 October 1929 in Rotterdam. Daar werd op 19 Juli 1930 hun dochter Mary Greta geboren.
David Beek arriveerde op 19 Januari 1929 vanuit den Haag in Rotterdam, waar hij werd ingeschreven op het adres Schiekade 126c en waar hij een aantal maanden heeft ingewoond. Kort daarvoor was hij gescheiden van zijn eerste vrouw Rachel Kapper, die met hun beider zoon Albert in de Weissenbruchstraat 95 in Den Haag woonden. Na zijn huwelijk met Betje Bosman begonnen zij samen op 17 October 1929 op de Mathenesserweg 43b.
David Beek was vertegenwoordiger. Hij overleed echter al op 27 April 1931 in Rotterdam, waarop Betje Bosman met haar dochter Mary Greta op 28 Mei 1931 verhuisde naar de Provenierssingel 14a, waar zij beiden inwoonden tot 18 Februari 1936. Vervolgens volgden nog verhuizingen naar de Bergschelaan en de Nieuwe Binnenweg en hun laatst bekende adres was ten tijden van de verplichte registratie bij de Joodse Raad: Rochussenstraat 5
Betje Beek-Bosman en haar dochter Mary Greta hebben pogingen ondernomen om aan deportatie te ontkomen en zijn via België in Frankrijk terecht gekomen. Daar zijn zij op enig moment in 1942 gearresteerd en overgebracht naar het verzamelkamp Drancy. Op 17 Augustus 1942 zijn zij beiden met konvooi 20 van daar gedeporteerd naar Auschwitz waar zij bij aankomst aldaar op 19 Augustus 1942 direct zijn vermoord.
Bronnen o.a. Stadsarchief Rotterdam, gezinskaart David Beek; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Betje Beek-Bosman en Mary Greta Beek en het Memorial de la Shoah, Betje Beek en Mary Greta Beek