Verhaal

Aäron de Groot

Aäron de Groot was gemengd gehuwd en daarom in eerste instantie vrijgesteld van deportatie. Hij had een winkeltje in de Van Woustraat. Eind 1942 werd hij via een bevriende kennis benaderd met de vraag of hij een handeltje juwelen van ruim 160.000 gulden wilde kopen. Aäron had er wel oren naar en liet de vrouw die de juwelen aanbood bij hem thuis komen om ze te kunnen taxeren. Hij wist echter niet dat hij in de val gelokt werd: zijn nietsvermoedende kennis was benaderd door de Amsterdamse crimineel en Jodenjager Dries Riphagen, die wel vaker dit soort valstrikken opzette in de hoop op die manier Joden te kunnen arresteren wegens overtreding van de deviezenbepalingen.
Aäron de Groot, die op de avond van de taxatie met griep op bed lag, werd gearresteerd en via Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd. Zijn niet-Joodse echtgenote en hun twee kinderen overleefden de oorlog.

Bron: Bart Middelburg & René ter Steege, Riphagen. De Amsterdamse onderwereld, 1940-1945. Amsterdam, Nieuw Amsterdam, 2010, p. 35-36.