Betje Blitz, dochter van Jacob Philip Blitz en Kaatje Kuit, trouwde op 29-jarige leeftijd met de 27-jarige Salomon Beek op 26 Augustus 1897 in Amsterdam, een zoon van Eduard Jacob Beek en Esther Groen. Het echtpaar kreeg twee kinderen, t.w. Jacob in 1898 en Eduard in 1903. Beide kinderen hebben de Holocaust overleefd.
Bij zijn huwelijk woonde Salomon Beek op het Rapenburg 2 I in Amsterdam, maar in 1898 verhuisde hij met zijn vrouw Betje naar de Lepelstraat 17 I. Na nog verhuizingen naar de Weesperstraat in 1899 en de Nieuwe Achtergracht in 1901, waar zij woonden op de huisnrs. 27 III en 65 III, werd Salomon Beek in 1906 opgenomen in het Nederlands Israelitisch Krankzinnigen gesticht, wat gevestigd was op de Nieuwe Keizersgracht 116 in Amsterdam. Nog vóór de uitbreiding plaatsvond naar de nieuwe locatie Het Apeldoornsche Bosch in Apeldoorn in 1920, overleed Salomon Beek op 18 Januari 1918 en werd hij begraven op de Joodse Begraafplaats in Diemen.
De weduwe Betje Blitz verhuisde in 1935 naar de Ruyschstraat 17, waar zij samen het haar ongehuwde zuster Naatje Blitz inwoonde bij Simon Italiaander. Op 8 Maart 1940 verhuisden de beide zussen naar de Pretoriusstraat 82 I in Amsterdam-Oost, van waar zij op 20 April 1943 werden opgehaald en via de Hollandsche Schouwburg werden afgevoerd naar Westerbork. Betje kwam daar terecht in de ziekenbarak 85 en haar zus Naatje verbleef in barak 70.
Op 27 April werden beiden op transport gesteld naar Sobibor waar de weduwe Betje Beek-Blitz en haar ongehuwde zuster Naatje Blitz bij aankomst aldaar op 30 April 1943 onmiddellijk werden vermoord.
Bronnen o.a. Stadsarchief Amsterdam, gezinskaart Salomon Beek, archiefkaart Betje Blitz; woningkaarten Amsterdam Ruyschstraat 17; website NIZ Nieuwe Keizersgracht 116; website hetstenen archief/graf Salomon Beek en het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Naatje Blitz en Betje Beek-Blitz.