De konvooien van 15 Januari 1943 vormden na het vertrek uit Mechelen één enkel transport van 1555 gedeporteerden, waaronder 287 kinderen. De 77 gedeporteerden die uit de trein sprongen, werden in deze statistiek niet opgenomen, maar zij getuigen niettemin van de opstandige geest die bij de Joodse bevolking leeft. Het heeft 2 ½ maand geduurd om dit aantal voor de konvooien van 15 Januari 1943 te verzamelen. Sedert 1 November 1942 was het gemiddelde arrestaties per dag teruggelopen tot 21.
De SS-ers van de eindoplossing moesten razzia;s organiseren. Geholpen door Belgische agenten, voornamelijk Vlaamse SS-ers in Antwerpen en Brussel, die overigens talrijker waren, probeerden zij Joden op te sporen in hun schuilplaatsen. Enkele Joodse verklikkers, dikwijls met de Duitse nationaliteit, helpen de speurders. Zij worden aangeduid met de naam van de gevaarlijkste onder hen, “Jacques”, een Pool.
Het aanwenden van dergelijke middelen is paradoxaal voor aan anti-Joodse dienst en signaleert dat de eindoplossing vastloopt. De onderbreking van de konvooien na October 1942 heeft dit gemaskeerd. Het vertrek van een transport op 15 Januari 1943, voor de voorziene herneming van de deportaties in het voorjaar, werpt hier nog geen licht op.
Bij hun aankomst in Auschwitz, op 18 Januari 1943, worden 1087 personen onmiddellijk vergast. Het uitroeingsgetal – 69.9% - scoort even hoge toppen als de konvooien die op het einde van de zomer van 1942. Van de 468 personen die aan de onmiddellijke uitmoording ontsnapten, overleven er slechts heel weinig bij de bevrijden van de kampen: 4 van het 18e en 7 van het 19e konvooi.
Bron: Memoriaal van de Deportatie der Belgische Joden, pagina 29