Louise van IJssel was de jongste van de drie kinderen van Salomon van IJssel en Anna Wolf, geboren op 1 November 1920 in Den Haag. Zij had een broer Daniel en een zus Rosa, die net als hun vader tijdens the Sjoa werden vermoord. Haar moeder echter overleed al op 5 Maart 1934, toen Louise 14 jaar oud was.
Louise’s vader was poelier in Den Haag. Daar verhuisde hij met zijn gezin een aantal keren: zij woonden in de Korte Houtstraat, op de Stille Veerkade, in de Grote Marktstraat, tot zij op 2 Maart 1927 op het Oranjeplein 47 kwamen te wonen. Daar is toen haar moeder in 1934 overleden, waardoor haar vader zijn kinderen elders heeft moeten onderbrengen.
Op 22 Mei 1935, kwam Louise terecht in het Israëlitisch Weeshuis in Pletterijstraat 66 in Den Haag, waar zij vermoedelijk een vakopleiding kinderverzorging heeft kunnen volgen en waarvoor zij een diploma heeft behaald. Pas op 2 Maart 1939 kwam Louise weer thuis op het Oranjeplein 47.
Zeven maanden later vertrok Louise van IJssel naar Amsterdam waar zij 16 October 1939 werd ingeschreven op het adres Weesperplein1, de Joodsche Invalide. Daar was ook de J.V.V.V.V. gevestigd, de Joodse Vereniging voor Verpleging en Verzorging, waar Louise in opleiding ging als verpleegster. Ten tijde van de verplichte registratie van alle Joden in Nederland, werd Louise geregistreerd als leerling verpleegkundige in de Joodsche Invalide, waardoor zij een “Sperre wegens functie” van de Joodse Raad verkreeg, en “bis auf weiteres” was vrijgesteld van deportatie.
Op 23 Maart 1942 vertrok Louise naar Rotterdam, waar zij als verpleegster kwam te werken in het Joods Ziekenhuis Megon Hatsedek, gelegen aan de Schietbaanlaan 42. Zij heeft daar zeven maanden gewerkt maar op 8 October 1942 keerde zij weer terug op het Weesperplein 1 in Amsterdam. Daardoor heeft zij de ontruiming van het Rotterdamse Joods Ziekenhuis op 26 Februari 1943 niet hoeven meemaken. Er werden toen 200 zieken, ouderen en kinderen en 61 man verplegend personeel via Loods 24 afgevoerd naar Westerbork en vandaar op 2 Maart naar Sobibor gedeporteerd, waar zij na aankomst op 5 Maart 1943 direct werden vermoord.
Toch ontkwam Louise van IJssel niet aan zo’n verschrikkelijke ervaring; nadat zij op 8 October 1942 weer als verpleegster werkte in de Joodsche Invalide, werd vier maanden later, op 1 Maart 1943 de Joodsche Invalide door de Duitsers “leeggehaald”. Toen werden 256 personen, verpleegden en staf op transport gesteld naar Westerbork en vandaar naar Sobibor, waar een groot deel van de gedeporteerden daar op 13 Maart 1943 werd vermoord. Slechts enkele personen wisten te ontsnappen, waaronder mogelijk óók Louise van IJssel.
Op 16 Maart 1943 werd Louise ingeschreven op het adres Nieuwe Kerkstraat 135 in Amsterdam en via de Joodsche Raad kon zij zich nog inzetten als verpleegster in het N.I.Z., het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis op de Nieuwe Keizersgracht 104-110. Zij kreeg daarvoor een z.g. “Ausnahme-Bescheinigung N.I.Z.”, een ultieme vrijstelling van deportatie, nadat op 20 en 21 Juni 1943 bij grootscheepse razzia’s meer dan 5500 Joden in Amsterdam werden gearresteerd en afgevoerd naar Westerbork en Amsterdam daardoor al nagenoeg “Judenfrei” was en alle vrijstellingen van deportatie waren vervallen.
Op 13 Augustus 1943 werden de drie Joodse ziekenhuizen in Amsterdam, (het Nederlands Israelitisch Ziekenhuis, het Portugees Israelitisch Ziekenhuis en het Centraal Israelitisch Ziekenhuis) door de bezetter ontruimd waarbij de meeste patiënten en personeelsleden op transport gesteld werden via Westerbork naar Auschwitz.
Louise van IJssel, en een collega verpleger, Robert Charles van Messel, die zij al kende van haar opleiding als leerlingverpleegster bij de J.V.V.V.V in de Joodse Invalide, werden op 16 Augustus 1943 opgespoord en aangehouden door twee agenten van de speciale afdeling van de Gemeentepolitie Amsterdam “dienst doende voor “Bureau Joodse Zaken” aan de Noorder Amstellaan 244.
Louise van IJssel en haar collega verpleger Robert van Messel werden daarmee in opdracht van het Bureau Joodse Zaken, het slachtoffer van de “Jodenjacht”. Uit het politierapport 227 van die dag, opgemaakt 20:55 u op de Amsterdamse politieafdeling 15 blijkt dat zij niet in een razzia zijn opgepakt, maar dat zij “morgenochtend om 9 uur voormiddags per auto afgehaald zullen worden om naar de Noorder Amstellaan 244 te worden overgebracht, waar sinds eind Juni 1943 de beruchte Colonne Henneicke naar toe verhuisd was
Mogelijk hebben Louise en haar collega nog in Amsterdam in detentie gezeten, want Louise van IJssel en Van Messel belandden uiteindelijk op 26 Augustus 1943 in Westerbork waar Louise werd ingesloten in strafbarak 67 maar van haar collega van Messel is dat niet bekend. Op 31 Augustus werden beiden naar Auschwitz gedeporteerd. Haar collega verloor uiteindelijk zijn leven in Auschwitz op 31 Maart 1944 maar Louise van IJssel werd bij aankomst op 3 September 1943 onmiddellijk in de gaskamers van Auschwitz-Birkenau vermoord
Bronnen o.a. Gemeente Archief Den Haag, gezinskaart Salomon van IJssel, gezinskaart van Louise van IJssel; Stadsarchief Amsterdam, archiefkaart van Louise van IJssel en Politierapport 227 betr. arrestatie Louise van IJssel en Robert van Messel; website Open Archieven, geboorteakte 1 d.d. 2 Januari 1882 uit Uden en overlijdensakte 912 d.d. 6 Maart 1934 uit Den Haag, beiden voor Anna Wolf; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Louise van IJssel; website S.A.Rudelsheimstichting; wikipedia website Joods Weeshuis Pletterijstraat 66 Den Haag; website Joods Erfgoed Rotterdam (Schietbaanlaan); Boek Kopgeld pagina 12 door Ad van Liempt; en het boek Jodenjacht pagina 8-18, door Ad van Liempt en Jan.H.Kompagnie betreffende Bureau Joodse Zaken en de wikipedia website Jodentransporten vanuit Nederland.nl.