Verhaal

In Memoriam

Marcus Bendik is de zoon van Levie Bendik, koopman en veehandelaar, en van Bartha van Rijn. Naast Marcus krijgt het echtpaar nog vier kinderen: Mariejanne, Philippus, Samuel Jacques en Rebekka Elizabeth Henriette. Eind jaren twintig verliest Marcus zijn twee zussen. Zijn broer Philippus wordt in februari 1943 in Auschwitz omgebracht, alleen zijn broer Samuel overleeft de oorlog en overlijdt in 1957. 

De vader van Marcus wordt benoemd tot ridder in de orde van Oranje-Nassau. De ouders van Marcus overlijden respectievelijk in 1899 en in 1930.

Anna Bendik is de dochter van ‘vleeschhouwer’ Benjamin Bendik en Reintje van Esso. Naast Anna krijgt het echtpaar nog zeven kinderen. Twee broers en één zus van Anna overlijden als baby of kind. In 1916 en 1918 verliest Anna nog twee van haar zussen. Als de oorlog uitbreekt zijn er nog één zus en één broer van Anna in leven: Jettiena Bertha Frouwina, zij komt in 1942 om in Auschwitz en Jakob, hij sterft na een kort ziekbed in 1942 in zijn woonplaats Zwolle.

De ouders van Anna overlijden respectievelijk in 1907 en 1918.

Marcus en Anna zijn neef en nicht van elkaar. Ze treden op 24 augustus 1910 met elkaar in het huwelijk, dat wordt gesloten in hun woonplaats Veendam. Marcus verdient zijn geld als veehandelaar.

In Veendam krijgt het echtpaar drie kinderen, in juli 1911 wordt dochter Bartha geboren, daarna de zonen Benjamin Philippus, in december 1913, en Levie Philippus, in juli 1916.

In de zomer van 1930 verhuist het echtpaar met hun twee zonen naar Apeldoorn en neemt zijn intrek in een huis aan de Jachtlaan, op nummer 198. In deze periode woont en werkt dochter Bartha al elf maanden in Amsterdam als verpleegster in het Nederlands Israëlitisch Oude Mannen en Vrouwen Ziekenhuis, aan de Nieuwe Kerkstraat 135. Het is goed denkbaar dat Bartha in haar vrij tijd geregeld bij haar ouders verbleef. In januari 1931 vestigt zij zich officieel op het adres van haar ouders. Maar al in de herfst van datzelfde jaar verhuist ze naar Arnhem. Ook hier werkt ze als verpleegster.

Nog geen twee jaar later verhuist het echtpaar in dezelfde straat, naar een huis op nummer 204. 

Bartha doet in 1937 mee aan een puzzelwedstrijd in de krant, ze is één van de mensen die een troostprijs krijgen. Ze kan de prijs op het kantoor van de krant ophalen.

Bartha vertrekt nogmaals naar Amsterdam, waar ze nu gaat werken bij de verpleeginstelling De Joodse Invalide, op het Weesperplein 1. Hier woont ze intern. Na veertien maanden, in de zomer van 1939, keert ze opnieuw terug naar haar ouderlijk huis. In februari 1940 vertrekt ze, zonder dit te weten, voor het laatst naar Amsterdam. Ze woont in bij meneer en/of mevrouw A. Lisser. In de eerste weken na de inval van nazi-Duitsland in Nederland gaat ze weer naar haar ouderlijk huis. Of ze in Apeldoorn heeft gewerkt, is onbekend gebleven, maar ze staat wel ingeschreven als verpleegster en assistente. Bartha blijft ongehuwd.

Het middelste kind van het echtpaar, Benjamin Philippus, woont in de maanden januari tot en met april 1937 opnieuw in zijn geboortedorp Veendam. In het bevolkingsregister staat daar als zijn beroep slager vermeld. Hierna keert hij weer terug naar het adres van zijn ouders. Op 14 juli 1942 treedt hij in het huwelijk met Grietje Samson, de plechtigheid vindt plaats in Apeldoorn. Getuigen bij het huwelijk zijn Benjamins broer Levie Philippus en de eveneens Joodse Abraham Wolf (1877-1943). Abraham woont als voormalig dieren- en veearts ook in de Jachtlaan. Het is goed denkbaar dat Benjamin hem als straatgenoot heeft leren kennen. Abraham wordt in januari 1943 met een groep andere Joden op het Apeldoornsche Bosch geïnterneerd. Hier vlucht hij in de dood door op de zorginstelling zijn eigen leven te beëindigen.

Zes weken voor de bruiloft is het verplicht dragen van een Jodenster ingevoerd. En op de trouwdag van Benjamin Philippus en Grietje begint het massaal afvoeren van Joden via Kamp Westerbork, zogenaamd om te werken in een Duits werkkamp.

Uit de trouwakte valt ook op te maken dat Benjamin Philippus zelf werkt als koopman, maar dat zijn vader geen baan meer heeft. Ook staat daar in dat Benjamin Philippus op het Biddemanspad woont, in het huis op nummer 19. Hier woont het eveneens Joodse gezin Pinto. Het is onbekend of het echtpaar hier na het huwelijk is blijven wonen of naar een ander adres is verhuisd.

Het echtpaar verlaat op een onbekende datum Apeldoorn en woont gedurende de oorlog in Helmond en Breda. Na de oorlog keren Benjamin Philippus en Grietje terug naar Apeldoorn. Ze gaan wonen in de Hoogakkerlaan op nummer 61. Benjamin Philippus overlijdt in 1975.

Levie Philippus is het jongste kind uit het gezin. Hij blijft ongehuwd. Hij staat in Apeldoorn vermeld als monteur.

In april of in september 1937 verhuist hij naar zijn geboortedorp Veendam, waar hij tot juni 1938 woont. Het valt op dat hij hier genoemd wordt als slager. Het adres waar hij verblijft is hetzelfde adres waar zijn broer tot voor kort heeft gewoond. Hierna keert Levie Philippus terug naar zijn ouderlijk huis. In de trouwakte van zijn broer uit 1942 wordt als zijn beroep nog steeds monteur genoemd. Hieruit kan de conclusie worden getrokken, dat hij op dat moment hoogstwaarschijnlijk nog werkzaam is geweest. Ook Levie Philippus overleeft de oorlog.

In de nacht van 17 op 18 november 1942 vinden er in Gelderland in verschillende plaatsen grote razzia’s plaats. In Apeldoorn wordt een onbekend aantal Joden uit hun huizen gehaald en lopend naar het plaatselijke treinstation geleid. Een andere bron vermeldt wel een aantal en spreekt over zevenenzestig opgepakte Joden.

Van daaruit worden ze per trein naar Kamp Westerbork gedeporteerd. Onder hen zijn Marcus en zijn dochter Bartha. Marcus en Bartha worden op 18 november 1942 in Kamp Westerbork geregistreerd. Van Anna is er geen registratiedatum bekend, maar het is aannemelijk dat zij gelijktijdig is opgepakt en ingeschreven. 

Op dinsdag 24 november 1942 worden Marcus, Anna en Bartha, samen met 706 anderen, met transport 38 naar Auschwitz gedeporteerd. De trein komt op vrijdag 27 november 1942 aan op het treinstation van Auschwitz. Marcus, Anna en Bartha worden meteen na aankomst in het vernietigingskamp om het leven gebracht.

Op een niet gedateerd document van de gemeente Apeldoorn, opgesteld in opdracht van, of door de bezetter, staat beschreven dat het woonhuis van het gezin Bendik niet meer bewoond is, maar ook nog niet is ontruimd en dat de sleutels in het bezit zijn van de politie. Op basis van alle namen en adressen die in het document worden vermeld, valt op te maken dat de lijst tussen eind november 1942 en half januari 1943 opgesteld is.

Alle Groningers, Sjoa Drenthe, De Kompanjie, Stadsarchief Amsterdam. Delpher (gedigitaliseerde Nederlandse historische kranten). Digitaal Joods Monument, CODA Archief Apeldoorn, Erica adresboek van Apeldoorn, Yad Vashem, het Gelders Archief, afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork en het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters.

13 februari 2020