Abraham Andre Vuijsje, wordt net als vele andere onderduikers in de Noordoostpolder opgepakt tijdens de razzia van november 1944. In Meppel kan hij ontsnappen. Gelijk doen diverse verhalen hierover de ronde. Helaas wordt het ontsnappingsverhaal jaren na dato door een van de mannen verkeerd opgetekend. Hij heeft van horen zeggen dat Bram ontsnapte in een etens gamel. Hoewel het bijzonder klinkt is het te mooi om waar te zijn.
In de jaren die volgen wordt dit verhaal zo verder verteld. Tot het moment dat ik Louis Cohen interview. Hij verteld mij dat een zekere Bram Vuijsje, familie van een bekende bakkersfamilie uit Amsterdam zijn vriend was in de Noordoostpolder. Louis vraagt aan mij: 'Kan jij niet uitzoeken wat er van Bram geworden is?'. Zo ga ik op zoek naar zijn vriend, en kom ik op dit verhaal over zijn ontsnapping uit.
Om dit verhaal op feiten te controleren ga ik op zoek naar ooggetuigen en familie. Zo kom ik bij Sjoerd Snoek terecht, en de dochter van Bram. Zij kunnen mij het juiste verhaal vertellen.
Sjoerd Snoek:
"Eén van ons was een jood, die bijzonder klein was. Hij heette Vuijsje. Het feit dat hij jood was én dat hij klein van postuur was, had de aandacht van de SS-ers getrokken. Deze elementen hadden er altijd behagen in om zich te vermaken met zwakkere landgenoten die zich desondanks niet onder het slavenjuk van de Duitse heren wilden buigen. Omdat de WC's door ons allemaal moesten worden gebruikt, liepen deze al snel over. De gangen stonden binnen de kortste keren blank. De SS-ers hadden direct verband gelegd tussen Vuijsje en de troep die was ontstaan. Wat deden de SS-ers nu? Ze grepen Vuijsje beet bij armen en benen en veegden op die manier de vloer met hem aan. Dit hielden ze onder luid gelach en gejoel een tijdje vol, totdat ze er geen eer meer mee konden halen. Daarna grepen ze een tuinslang en spoten de ontdane Vuijsje weer schoon. Ook dit gaf aanleiding tot veel gelach van de kant van de SS-ers"
De dochter van Bram vervolgt:
"Mijn vader is gered door een Rode Kruis SSer. Die moest het schoolplein bewaken terwijl de polderarbeiders daar dagelijks een luchtje mochten scheppen en hij gaf mijn vader de kans te ontsnappen uit dat plein door een oogje dicht te doen. Daarna kreeg mijn vader hulp van een winkelier in Meppel die hem zonder aarzelen aan een jas, hoed en voedsel hielp toen hij hoorde dat mijn vader een zojuist gevluchte jood was. Die meneer heb ik zelf een keer ontmoet, jaren na de oorlog, dus ik weet dat dat het echte verhaal is!"
Hierna zwerft Bram nog een aantal weken rond en krijgt hij onderdak bij diverse boeren. Helaas kan hij hier niet blijven omdat het te gevaarlijk is. Uiteindelijk duikt hij bij kamp Blokzijl onder in een woonwagen tot de bevrijding.