Verhaal

Abraham Marcus

Abraham Marcus, een Groninger Joodse veehandelaar, overleed op 22 augustus 1942. Zijn ontzielde lichaam werd in de omgeving van Anloo/Schipborg gevonden.

Hij woonde aan de Brugstraat 32 in Groningen en was van beroep vee- en vleeshandelaar/grossier. Abraham Marcus werd geboren in die plaats op 17 oktober 1907, zoon van de veehandelaar Hartog Marcus (1879-1930) en de op 20 maart 1943 in Sobibor vermoorde Frouke Frank (1881-1943).

Na de dood van haar man hertrouwde Frouke Frank met Levie Cohen (1871-1943), die op 20 maart 1943 ook in Sobibor werd omgebracht. De ongehuwde Abraham Marcus werd door de Duitsers de dood ingedreven dan wel door hen omgebracht op 22 augustus 1942 en naast zijn vader begraven op de Nederlands-Israëlitische Begraafplaats te Groningen. Hij werd slechts 34 jaar. 

Gemeenteveldwachter Everhardus Bos uit Eext deed op 24 augustus 1942 aangifte op het gemeentehuis dat hij twee dagen eerder was overleden. In het register van overlijden van de gemeente Anloo d.d. 27 augustus 1942 werd als plaats van overlijden Anloo vermeld ( in het overlijdensregister van de gemeente Groningen werd echter Annen als plaats van overlijden geregistreerd).

Abraham Marcus probeerde als vervolgde Jood te vluchten en te ontkomen aan deportatie, die in de stad Groningen in juli 1942 grootscheeps was opgestart. In elk geval staat hij als “Ledig, Jude und Fetthändler”, zich ophoudend in de Oude Kijkintjatstraat 41 vermeld op de razzia-lijsten van de Duitse bezetter in de stad Groningen. Waarschijnlijk was dit een schuilplaats of onderduikadres, omdat hij elders in de stad woonachtig was.

In het dagboek van mevrouw Anna Hamminga-Boon uit Zuidlaren, die net als haar echtgenoot - huisarts Lambertus Hamminga - in het verzet actief was, wordt een klein tipje van de sluier opgelicht. Naar verluidt zou Bram zich rond 6-7 augustus 1942 met Zuidlaarder Joden hebben opgehouden in een woning van een echtpaar te Schipborg, waar ook clandestien geslacht zou zijn. Er wordt gerept over een moord. Op wie en door wie is onduidelijk. In het dagboek worden vele wilde geruchten, speculaties en onbevestigde berichten rond deze moord verhaald. De dagboekschrijfster zet grote vraagtekens bij diverse uiteenlopende verklaringen van derden. Wat wel waar was volgens mevrouw Hamminga is dat vlak na de moord door twee rechercheurs in burger huiszoeking en arrestaties werden verricht. Bram Marcus zou in deze turbulente situatie met andere onderduikers op de vlucht zijn geslagen. Wat zich daarna heeft afgespeeld is volgens haar onduidelijk. In het geruchtencircuit werd bijvoorbeeld geopperd dat Abraham Marcus ten einde raad zelfmoord zou hebben gepleegd door zich te verdrinken in de Drentsche Aa bij Schipborg. Het is in het licht van de door de Duitsers genomen represailles tegen Joden aannemelijker dat hij door de SD is opgepakt, vermoord en dat zijn stoffelijk overschot is gedumpt.

Zijn jongste zus Mina (Miep) Marcus (1912-2006) overleefde de oorlog, haar echtgenoot de manufacturier Meijer Pais (1912-1945) werd vlak voor de bevrijding in maart 1945 echter in Bergen-Belsen op 32 jarige leeftijd vermoord. In oktober 1995 werd Mina Marcus geïnterviewd, dat op video werd vastgelegd door het USC Shoah Foundation Institute en bekeken kan worden in het Joods Historisch Museum in Amsterdam.