Rosa Josephine Cohen was naaister/kleermaakster. Vanuit Hengelo in Den Haag komen wonen. Zij werkte bij de Bonneterie in Den Haag. Ze was niet gehuwd maar had wel een relatie met Jo ( Johannes Bernardus Cornelis de Jager (niet-Joods). Jo is omgekomen op 10 april 1945. Rosa Cohen (Ro) was een moderne, zelfstandige en modieuze vrouw, geliefd bij haar familie in Hengelo, aldus de dochter van haar broer Max, Carrie. Ze kwam regelmatig bij hen logeren. Ze werd "Ro" genoemd.
Rosa is in Hengelo geboren in de Nieuwstraat 7. Haar vader was slager Salomon Izak Cohen (1868-1941), haar moeder was Johanna Cahn (1861-1934). Rosa was het tweede kind in hun gezin van 6 kinderen. Broers en zussen: Isabella Meijer-Cohen (1895-1941), Martha Gezine Spier-Cohen (1898-1942), Max Cohen (1901-1941), Julius Cohen (1904-?), Margaretha Salomon-Cohen (1906-1984).
Toen haar broer Max Cohen zich in 1941 op bevel van de Nazi's meldde en op transport werd gesteld, vanuit Enschede, heeft Rosa zijn twee dochters naar het station van Enschede meegenomen om nog een laatste glimp van hun vader op te vangen. Hij zat fier en met opgeheven hoofd in de trein. Zijn dochter Carrie is haar tante Rosa (Ro) nog altijd dankbaar dat zij dit voor hen heeft gedaan. Het was de laatste keer dat de dochters hun vader zagen. Daarna zijn de twee dochters van Max Cohen met hun moeder ondergedoken; zij hebben de oorlog overleefd. Rosa heeft zich vermoedelijk ook zelf gemeld, in 1942, al weet haar nichtje Carrie dat niet zeker. Maar zij weet nog dat Rosa er vanuit ging dat men waarschijnlijk wel hard zou moeten werken in een werkkamp, maar dat men uiteindelijk wel weer naar huis zou kunnen. Dergelijke gesprekken zijn destijds wel gevoerd.