Albert Hertz, geboren op 26 Maart 1895 in Sittard, was een zoon van Moises Hertz en Bertha Stiel. Hij trouwde in Peine bij Hannover met Erna Alexander, een dochter van Emil Alexander en Hulda Stempel. Het echtpaar kreeg twee dochters, in 1923 Margot Bertha en in 1929 Anna Dorothea.
Na hun huwelijk woonden Albert en Erna nog geruime tijd in Peine maar besloten toch om Duitsland te verlaten. Op 5 October 1935 arriveerden zij in Hillegersberg bij Rotterdam, waar zij een woning vonden aan de Kerstant van Den Bergelaan 18b, maar op 31 Maart 1938 verhuisden zij toch naar de stad Rotterdam waar zij toen terechtkwamen op de Noordsingel 92b. Elders in de stad startte Albert Hertz een wolwinkel, wat een groot succes werd.
Een jaar later, in Mei 1939 voegde zich ook de vader van Erna zich bij hen in Rotterdam, al woonde die niet bij hen in, maar woonruimte vond bij Jacob van Spier in de Molenstraat 20 gelegen in Schiebroek/ Hillegersberg Noord. Echter Albert, Erna en zijn twee dochters verhuisden nog een laatste keer; in 1942 woonden zij in de Nolensstraat 20b in Rotterdam, niet ver van Blijdorp.
Op 4 oktober 1942 werden vrouwen en kinderen van Joodse arbeiders die in de werkkampen zaten opgehaald en overgebracht naar Westerbork. In de eerste week van October 1942 begonnen ook de grote razzia’s in Rotterdam, waarbij Joodse Rotterdammers vanaf 60 jaar naar Kamp Westerbork werden getransporteerd en van daar naar de vernietigingskampen gedeporteerd. (bron archief Rode Kruis, transporten naar Westerbork en de wikipedia website Loods 24)
Ook de vier leden van het gezin van Albert Hertz werden tussen 3 en 5 October 1942 vanuit hun woning via Loods 24 in Rotterddam afgevoerd naar Westerbork en op 16 October gedeporteerd naar Auschwitz. Het transport met meer dan 1700 gedeporteerden, is daar aangekomen op 19 October 1942. Bij een tussenstop in Kozel, ca 80 km westelijk van Auschwitz, werden 570 mannen tussen 15 en 50 jaar gedwongen de trein te verlaten. Zij werden als dwangarbeiders ingezet in de omliggende werkkampen. De overigen bleven in de trein en werden verder naar Auschwitz vervoerd.
Vermoedelijk werden Erna Hertz-Alexander en haar dochter Margot Bertha bij aankomst op die 19e October 1942, gelijk met de jongste dochter Anna Dorothea, in de gaskamers van Auschwitz Birkenau vermoord. Echter de officiële aktes van overlijden zijn daarin niet duidelijk: de beschikking van het gerechtshof uit Den Haag luidt voor Erna Alexander en Margot Bertha, dat zij “in de tweede helft van October 1942” zijn overleden, terwijl de akte voor Anna Dorothea luidt: “op of omstreeks 19 October 1942 overleden in Auschwitz”. Het is daarom meer dan aannemelijk dat Erna Hertz-Alexander en haar twee dochters die 19e October 1942 samen in de gaskamers vermoord zijn.
Albert Hertz daarentegen werd als dwangarbeider ingezet en is uiteindelijk op 19 Januari 1944 in het Extern Kommando Ludwigsdorf om het leven gekomen. Ludwigsdorf is één van de meer dan 200 subkampen van Gross Rosen en is gelegen in het zuidwesten van Polen. Onduidelijk echter, is of Albert Hertz tijdens die tussenstop in Kozel behoorde tot de groep van 570 mannen die daar gedwongen werden de trein te verlaten of dat hij vanuit Auschwitz uiteindelijk in Ludwigsdorf terecht is gekomen. In zijn overlijdensakte nr. 2856 d.d. 25-8-1950, in opdracht van het Ministerie van Justitie opgemaakt door de gemeente Rotterdam, is vastgesteld dat hij op 19 Januari 1944 in Ludwigsdorf is overleden.
Bronnen o.a. Stadsarchief Rotterdam, gezinskaarten van Albert Hertz; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Albert Hertz, Erna Hertz-Alexander, Margot Bertha en Anna Dorothea Hertz; overlijdensaktes uit Rotterdam voor Albert Hertz, nr. 2856 d.d. 25-8-1950, voor Erna Hertz-Alexander nr. 267 d.d. 6-4-1949, voor Margot Bertha Hertz nr. 268 d.d. 6-4-1949 en voor Anna Dorothea Hertz nr. 449 d.d. 27-6-1949; de wikipedia website jodentransporten vanuit Nederland en aanvullingen van bezoekers van de website.