Verhaal

In Memoriam

Jesaias Herz is de zoon uit het huwelijk van koopman in manufacturen Salomon Abraham Herz en Sara Glas. Het echtpaar krijgt naast Jesaias nog zes kinderen, waaronder een tweeling, met de namen Sientje, Gottschalk, Leentje, Marcus, Karel en Abraham. De tweeling Karel en Abraham sterven jong en kort achter elkaar, respectievelijk als ze drie en zes weken oud zijn. Sientje, Gottschalk en Leentje sterven gedurende de oorlog. Alleen broer Marcus overleeft de oorlog. Hij overlijdt in 1966.

Jesaias is een geboren en getogen Apeldoorner, zijn vader is behalve koopman ook taxateur, debitant voor de Staatsloterij en penningmeester voor de mannenvereniging van de Nederlandse Israëlitische gemeente. Dit laatste heeft hij in totaal vijfentwintig jaar gedaan. Het gezin woont aan de Nieuwstraat

Op zesjarige verliest Jesaias zijn moeder. Een half jaar later hertrouwt zijn vader met Heintje Bachrach. Ook de zus van zijn stiefmoeder en een dienstbode maken deel uit van het huishouden. Heintje zet zich begin 1900 in voor de damesvereniging ‘Bigdei Jesjang’. Zij zamelen geld in dat wordt besteed aan feestelijkheden voor de patiënten van het Apeldoornsche Bosch tijdens de ‘Joodsche vreugdedagen’. Met Heintje krijgt Jesaias’ vader een dochter, Dora. Zij komt in 1944 om in Auschwitz.

In 1904 vertrekt Jesaias naar Enschede. Hij blijft er een paar weken, en komt dan weer terug naar Apeldoorn. Vervolgens gaat hij naar Rheden, Zwolle en Culemborg. Overal leert hij voor het vak van winkelier. Daarna keert opnieuw terug naar Apeldoorn. In 1920 vertrekt hij naar Amsterdam en daarna woont hij een periode in Noord-Oost Indië. Daar is hij vermoedelijk vertegenwoordiger voor de Javasche Bank. Na deze periode keert hij definitief terug naar Apeldoorn.

Hanriëtta Leefsma is de dochter van Heiman Sander Leefsma, eigenaar van een textielwinkel, en Magalina Mossel. Naast Hanriëtta krijgt het echtpaar nog dertien kinderen. De moeder van Hanriëtta overlijdt in 1932 en haar vader wordt dodelijk slachtoffer van het Apeldoornsche Bosch-transport, waarbij ongeveer dertienhonderd personen rechtstreeks naar Auschwitz worden gedeporteerd. 

Hanriëtta groeit op in Gorredijk en verhuist in 1916 met haar ouders en haar zus Esther naar Apeldoorn, waar ook haar broer Alexander met zijn gezin woont.

Midden oktober 1923 wordt de ondertrouw van Jesaias en Hanriëtta in de lokale krant bekend gemaakt. Jesaias is in deze periode lid van de plaatselijke kegelsport-vereniging.

Op donderdag 1 november 1923 treedt het paar met elkaar in het huwelijk, dat wordt gesloten in hun woonplaats Apeldoorn. Jesaias is zevenendertig jaar en Hanriëtta vijf jaar ouder. Het echtpaar, dat ook wel Johan en Jet wordt genoemd, krijgt geen kinderen.

Op zaterdag 3 november, twee dagen na de bruiloft, staat in de plaatselijke krant dat Jesaias vanaf aanstaande maandag een winkel opent in manufacturen. Hiermee treedt hij in de voetsporen van zijn vader die dezelfde producten verkoopt. Het adres van de zaak is Zwolseweg 52, dit is tevens het woonadres van het pas gehuwde stel.

Al in het eerste kwartaal van 1925 verplaatst het echtpaar de winkel naar Molenstraat 23. Dit is ook hun nieuwe woonadres

Na ongeveer een jaar wordt de winkel opnieuw op een ander adres gevestigd; Jesaias en Hanriëtta gaan dan wonen en werken in een pand aan de Asselsestraat op nummer 99. De advertentie die Jesaias laat plaatsen, met de vermelding van zijn nieuwe winkeladres, lijkt de medewerkers van de lokale kranten te hebben overvallen. In dezelfde uitgave besteden zij hier in de redactionele kolommen aandacht aan: Blijkens de advertentie in dit nummer heeft de heer Herz zijn manufacturenzaak, tot dusver gevestigd in de Molenstraat, verplaatst naar het perceel Asselschestraat 99, de winkel met den witten gevel, nabij de Mariastraat.

Vanaf dat moment wordt het pand in de krantenadvertenties omschreven als ‘het huis met de witte gevel’. Jesaias verkoopt tricot jongensbroekjes voor 45 cent en kinderkousjes vanaf 17 cent per paar. Net als eerdere jaren probeert hij, ‘ondanks dat hij zelf Joods is’ in aanloop naar Pasen en Pinksteren de verkoop te stimuleren door in advertenties ‘nette kleding voor deze dagen’ aan te prijzen. 

In 1928 verhuizen de vader en tweede moeder van Jesaias van Apeldoorn naar Amsterdam. In 1930 overlijdt zijn stiefmoeder en in 1939 zijn vader, beiden als patiënt van zorginstelling de Joodse Invalide.

In de zomer van 1931 verhuist het echtpaar Herz naar de overkant van de Asselsestraat. In de krant valt te lezen: Onder veel belangstelling, vooral van de zijde der dames, heeft de heer J. Herz gisterenmiddag in perceel Asselschestraat 94, een nieuwe zaak in manufacturen en aanverwante artikelen geopend, met welk feit dat gedeelte van de drukke winkelstraat van onze plaats zeker met een mooi pand is verrijkt. De winkel, met het daarboven gelegen woonhuis, is uit gelen steen opgetrokken, weshalve de eigenaar zijn zaak ,,Het huis met den gelen gevel" noemde. De twee etalages met daartussen gelegen portiek, geven ruimschoots gelegenheid de uitgestalde artikelen op de juiste wijze tot hun recht te doen komen. Is aldus de nieuwe zaak, wat het uiterlijk betreft, een sieraad voor de omgeving, ook het interieur is dermate verzorgd en ingericht, dat het daarin vertoeven een genoegen wordt.

Dezelfde maand helpt Jesaias zijn klanten nogmaals aan de verhuizing te herinneren: Met deze bericht ik het geacht publiek dat thans mijn zaak is gevestigd Asselschestraat 94 en genoemd heb: „Het Huis met de Gele Gevel" en dus niet meer woon in het huis, met de witte gevel doch juist aan den overkant. Let dus op het juiste adres. Aanbevelend, J. Herz.

In deze periode vindt er een omnummering plaats in de straat: huisnummer 99 wordt huisnummer 83. Ook een krantenartikel geeft hier indirect blijk van. Want op het moment dat Jesaias en zijn vrouw Hanriëtta naar huisnummer 94 vertrekken staat in de krant: Morgenmiddag te drie uur zullen de Gebr. Leefsma, in perceel Asselschestraat 83, waarin voorheen de zaak van den heer J. Herz was gevestigd, hun winkel „Het Huis met den Witten Gevel" openen. Bij het bezoek dat wij hedenochtend brachten trokken onmiddellijk de aardige, goed gekozen kleurencombinaties in de etalages, interieur enz. onze aandacht. Naast deze is het zeker wel de jarenlange ervaring, die op de beide etalages, waaraan bijzondere zorg is besteed geworden, 'n stempel van bijzondere verfijning heeft gedrukt. Het interieur heeft een aanzienlijke verandering ondergaan, zoo zijn langs de wanden doelmatige stellages aangebracht, waarin de ruime sorteeringen damesondergoederen, heerenmodeartikelen, enz. zijn geborgen. Voorts is het geheel opnieuw geschilderd, zoodat ook thans weer de Asselschestraat een keurige zaak rijker is geworden. Vestigen wij er als slot nog de aandacht op, dat de heeren Leefsma den alleenverkoop voor Apeldoorn hebben van de „Duro Cap" een flatteuze pet met als bijzondere en zeer te waardeeren eigenschap: een onbreekbare klep.

Deze nieuwe winkel, in het voormalige pand van Jesaias, is de zaak van Hanriëtta’s neven Heiman (*1909) en Salomon (*1910); ofwel de twee zonen van haar overleden broer Alexander en diens vrouw Henrietta Leefsma-Godschalk (1881-1943). Moeder Henrietta heeft een belangrijke positie in de ‘winkel met de witte gevel’.

Jesaias ondersteunt in natura het W.S.C., voluit het Werkloozen-strijd Comité, een frontorganisatie van de Communistische Partij Nederland. Eén van de andere winkeliers die het project ondersteunt, is ‘Goedkope Simon’ ofwel: Simon Abraham Noach (1884-1942). Het comité organiseert op een dag een gezellige avond voor mannen die in de werkverschaffing werken, ook hun vrouwen zijn uitgenodigd.

Op een dinsdagavond in de zomer van 1933 komt er een klant bij Jesaias in de winkel. Ze krijgt wat goederen op zicht mee en laat een naam en adres achter. Op donderdag heeft ze het blijkbaar nog niet teruggebracht of betaald, want Jesaias laat in een advertentie in de krant weten dat het meisje tot de volgende dag twaalf uur de tijd heeft om zich te melden. Het meisje zou volgens de advertentie ondertussen (bij naam?) bij hem bekend zijn. Mocht zij zich niet melden, dan zal de politie worden ingelicht. De afloop is onbekend.

Een paar weken later wint Jesaias een rondvlucht boven Apeldoorn. De zevenenveertig jarige winkelier is één van de contract-adverteerders van de Nieuwe Apeldoornsche Courant, die een prijs heeft gewonnen. Enkele dagen later staat een verslag in de krant; de winnaars zijn opgehaald met luxe auto’s en door de chauffeurs naar Schiphol gereden. Rond het middaguur vliegt het toestel over Apeldoorn, waarbij wordt opgetekend dat er belangstellenden naar het vliegtuig zwaaien. Een verslag uit het vliegtuig maakt duidelijk dat er mensen op de Julianatoren staan te wuiven.

In de tweede helft van de jaren dertig verhuist het echtpaar weer in dezelfde straat, ditmaal naar nummer 143. Ook hier zijn winkel en woonhuis in hetzelfde pand gevestigd.

In de zomer van 1938 heffen Jesaias en Hanriëtta de zaak definitief op en laten het bedrijf uit het Handelsregister schrappen. Dit is ook de periode waarin ze een woning aan Griftstraat 9 betrekken. Hier beginnen ze een pension. Na enige tijd wordt het echtpaar door een wanbetaler gedupeerd, de krant besteedt er aandacht aan. Een kostganger, die niet betaalde. De heer Herz te Apeldoorn had een advertentie geplaatst, waarin hij pensiongasten vroeg. Zekere J. S., zwervende, tijdelijk wonende te Apeldoorn schreef daarop en kwam In contact met Herz. S. kwam met den prijs overeen en kwam alzoo bij Herz thuis. Van betalen kwam echter niet veel. Toen Herz daarom vroeg, bleek S. allerlei uitvluchten te hebben. Toen Herz de politie er bij haalde, bleek dat S. geen cent bezat en ook op andere adressen te Apeldoorn op deze wijze voor niets kost en inwoning had genoten. S. stond voor oplichting nu terecht. Hij bekende. Eisch en vonnis luidden 14 dagen gevangenisstraf.

Op het moment dat de nazi’s Nederland binnenvallen, wonen Jesaias en Hanriëtta nog in de Griftstraat. In het voorjaar van 1941 verhuizen ze nogmaals, nu naar Graaf van Lijndenlaan 16. Ook hier bieden zij één of meerdere kamers aan voor verhuur. In een advertentie laten zij weten dat ze een degelijk pension zijn en een zit- slaapkamer aanbieden, met een punt met stromend water.

In juli 1942 komt Jesaias in dienst van het Apeldoornsche Bosch. Hij wordt hier vermeld als lid van het schoolbestuur van de Joodse gemeente. Het is onbekend of Jesaias voor deze tijd ook betrokken was bij het bestuur, of dat het een min of meer gecreëerde functie is om deportatie naar een werkkamp te voorkomen.

Jesaias wordt tussen drie en vijf oktober 1942 in Kamp Westerbork geregistreerd. Hij lijkt echter niet tot de grote groep Apeldoornse Joden te behoren, die in de nacht van twee op drie oktober 1942 uit huis worden gehaald. Hoewel er geen documenten zijn die zijn verblijf in een werkkamp bevestigen, is het wel aannemelijk dat hij in een werkverschaffingsproject heeft gezeten. Aanwijzingen hiervoor zijn de registratiedatum in Kamp Westerbork in combinatie met het feit dat hij niet op de lijst staat met de namen van de Apeldoornse Joden die in dezelfde periode uit hun huizen zijn gehaald. Hanriëtta, zijn vrouw, staat wel op deze lijst. Zij is in de nacht van twee op drie oktober 1942 uit haar huis gehaald.

Jesaias en Hanriëtta ontmoeten elkaar weer in het kamp Westerbork. Op 30 oktober 1942 wordt het echtpaar gedeporteerd naar vernietigingskamp Auschwitz. Het betreft transport 32 en dit telt in totaal 659 gedeporteerden, verdeeld over twintig wagons. Uit de gegevens komt naar voren dat er tweehonderd mannen in Kosel (bezet Polen) uit het transport worden gehaald. Jesaias behoort niet tot de doelgroep die de nazi’s doorgaans voor ogen hebben; mannen tussen de vijftien en vijftig jaar oud werden geselecteerd als dwangarbeider.

Op de dag van hun negentiende trouwdag zitten Jesaias en Hanriëtta in de trein, waarmee ze naar Auschwitz worden gedeporteerd. Rond middernacht komt de trein aan op het perron van het treinstation Auschwitz, waar zij de wagon moeten verlaten. In het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters staat het volgende opgetekend: Om 1.30 a.m. arriveert een transport met Joden uit Holland. Het SS-peloton van dienst, waarvan de leden uit de 4e Compagnie komen, wordt naar het uitlaadperron gestuurd. Het transport bevat 659 mensen die na de selectie allemaal worden vermoord in de gaskamers. Het valt op dat bij aankomst in Auschwitz hetzelfde aantal gedeporteerden wordt genoemd dat in Nederland heeft moeten instappen, waarbij het aantal gedeporteerden dat in Kosel heeft moeten uitstappen niet verklaarbaar is.

Jesaias en Henriette worden op 2 november 1942 in de gaskamers van Auschwitz om het leven gebracht.