Het gezin Kon, bestaande uit Mosiek Markus Kon, geboren in Plock in Polen in 1878, zijn vrouw Chana Dydakov, geboren in het Poolse Biezun in 1882 en hun kinderen Hersz, Icek, Estera Brana, Cyon en Szymon, die allen in Plock in Polen werden geboren, kwam in Juli 1931 vanuit Plock in Amsterdam aan. Na hun vestiging in Amsterdam, waar zij in het begin op verschillende adressen woonden, traden hun kinderen in het huwelijk en vertrokken uit hun ouderlijk huis om in een eigen woning een gezin op te bouwen. Mosiek Markus en Chana Kon verhuisden begin December 1932 naar de Blasiusstraat 58 hs en in 1935 naar nr. 46 hs, waar zij bleven wonen tot aan het moment van hun arrestatie en deportatie naar de vernietigingskampen.
De oudste zoon Hersz vertrok na zijn huwelijk op 31 Maart 1932 met de Poolse Gela Silberberg in Amsterdam, naar hun eigen adres in de Bosboom Toussaintstraat 9 hs, waar op 6 Augustus 1933 hun zoon Israël Kon geboren werd. Zijn vrouw Gela was geboren in Zakroczym op 14 Juli 1907 als dochter van Bencion Silberberg en Chaja Malka Lejbeszic.
Hersz Kon was kleermaker van beroep. Zijn vrouw Gela was naaister en in de Bosboom Toussaintstraat hadden zij hun winkel en bedrijf. Ten tijde van de oorlog, op 30 Juli 1942 heeft Hersz aangifte gedaan bij de politie wegens inbraak in de nacht van 29 op 30 Juli 1942. De daders hadden een triplex afsluiting voor de etalageruit losgerukt en de etalageruit ingedrukt en vervolgens twee stukken stof ontvreemd. De gezamenlijke waarde van de gestolen stof was Fl. 50,-- inkoop. “De aangifte wordt behandeld. Atelier gewaarschuwd. Aangever is Jood”, aldus het Proces Verbaal van de Amsterdamse Politie.
In de nacht van 8 op 9 April 1943 werden Hersz en Gela gearresteerd en afgevoerd naar het concentratiekamp Vught. Hun zoon Israel was vermoedelijk al elders ondergebracht en heeft de Sjoa overleefd. Vanuit Vught werden Hersz en Gela op 16 September 1943 vanuit Vught naar Westerbork overgebracht, waar zij verder moesten verblijven in barak 69. Een notitie op de registratiekaart van de Joodse Raad van Gela luidde: “per 23 Maart 1943 werkzaam als employé bij de Joodse Raad.” Of dit consequenties had m.b.t. uitstel van deportatie is niet bekend. Maar pas op 16 November, 2 maanden nadat zij uit Vught in Westerbork aangekomen waren, werden zij op transport gesteld naar Auschwitz.
Bij aankomst van het transport op 19 November werd Gela Kon-Silberberg onmiddellijk in de gaskamers van Auschwitz-Birkenau vermoord. Haar man daarentegen werd geselecteerd als dwangarbeider en kwam van daar terecht in het concentratiekamp Mittelbau-Dora. Uiteindelijk heeft Hersz de Holocaust weten te overleven; in Juli 1945 kwam het bericht van het Koninklijk Nederlands Gezantschap uit Zweden dat Hersz Kon daar verbleef en op 18 September 1945 wist hij terug te keren in Amsterdam.
Bronnen o.a. het Stadsarchief Amsterdam, archiefkaarten van Mosiek Markus Kon, Hersz Kon en Gela Silberberg; Proces Verbaal wegens inbraak op 30 Juli 1942 bij Hersz Kon; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Hersz Kon, Gela Kon-Silberberg en Israel Kon; website ITS Arolson, registraties KL Vught van Hersz Kon en Gela Silberberg en KL Mittelbau van Hersz Kon en de overlijdensakte uit Amsterdam nr. 498 uit A-reg.87-fol.84-v d.d. 5 October 1951.