Joseph Agsteribbe (1910-1944) en zijn vrouw Betje Agsteribbe-Leeraar (1904-1944) wonen in Amsterdam. Ze hebben een kleermakerij. De eerste Joden worden daar al opgepakt. Als Joseph en Betje zich niet willen melden en de situatie te gevaarlijk wordt, komen zij naar Arnhem en duiken in 1942 samen met de tweelingbroer van Joseph, Maurits en en Maurits' vrouw Mietje onder in Arnhem en Nijmegen. Zij verblijven met zijn vieren op een reeks van onderduikadressen en beleven veel angstige en hachelijke momenten. Al tijdens de oorlog wisten zij wat er gebeurde in de kampen, zal Mietje later vertellen. Wanneer ze het moeilijk hebben, zegt Maurits dat het in de kampen veel erger is.
Op een gegeven moment zijn zij op een onderduikadres op de Hatertseweg* in Nijmegen. Daar moeten zij weg en dan scheidden de wegen van beide echtparen zich. Joseph en Betje gaan mee met iemand die samen blijkt te werken met de Sicherheitsdienst (SD) en die hen verraadt. Joseph en Betje worden opgepakt en eindigen in Auschwitz waar zij in 1944 worden vermoord. Het laatste levensteken was een briefkaart met de tekst: "Stuur zeep".
Mietje en Maurits en hun in 1944 geboren zoon overleven. De zus van joseph, Judith (1912) en broer Abraham (1907) blijken in 1942 te zijn omgebracht.
Bronnen: www.oorlogsdodennijmegen.nl zie ook het interview met Mietje Philips en Joods Monument Arnhem