Mietje David was een dochter van Wolf David en Antonette Andriessen. Zij was op 3 Juli 1891 in Rotterdam geboren als de derde van de zes kinderen in het gezin. Mietje trouwde op 27 October 1915 in Rotterdam met Maurits Glaser, koopman in rijwielen, electrische en verlichtings artikelen, die in Nijmegen was geboren op 27 November 1891 als zoon van Isaac Glaser en Bertha Blomhof.
Het echtpaar Glaser kreeg drie kinderen; de eerste was Bertha, die echter al op 19 Februari 1918 overleed, slechts 8 maanden oud. Vervolgens werd op 15 Mei 1921 Wolf geboren, die doorgaans Willi werd genoemd en als derde kwam Antonetta, Netty genoemd, op 4 April 1924. Het hele gezin werd op 9 April 1943 in Sobibor vermoord.
Maurits verhuisde op 23 April 1910 met zijn ouders, broers en zussen van Nijmegen naar Culemborg, waar zij slechts een jaar hebben gewoond. De familie Glaser verhuisde vervolgens op 6 Mei 1911 naar Rotterdam. Tussen 1911 en 1914 verbleef Maurits behalve in Rotterdam, ook in Leiden maar op 20 Augustus 1914 werd Maurits weer ingeschreven in de Heerenstraat 9 te Rotterdam. Na zijn huwelijk met Mietje David in October 1915 trok zij bij hem in.
Na nog zo’n zes keer te zijn verhuisd in de stad Rotterdam, kwamen zij per 19 November 1936 terecht op de Stationsweg 32a. Echter op 3 September 1940, hoogstwaarschijnlijk ten gevolge van het Duitse bombardement op Rotterdam van 14 Mei 1940, vertrok het gezin naar Amsterdam, waar zij nabij het Roelof Hartplein in de Van Baerlestraat 172 II werden ondergebracht. Drie maanden later, op 5 December verhuisde het gezin naar de Niersstraat 30 II in Amsterdam-Zuid. Hun laatst bekende adres in Amsterdam werd per 12 September 1941 het Sarphatipark 4 I, hernoemd door de Duitsers in Bollandpark, waar zij Mietje’s zus Kaatje die met Meijer Waterman was gehuwd hebben getroffen, die om dezelfde reden óók vanuit Rotterdam naar Amsterdam hebben moeten verhuizen.
Uit het boek “Dansen met de Vijand”, geschreven door Paul Glaser blijkt dat de familie Maurits Glaser was ondergedoken in de Dahliastraat in Woerden, en dat zij daar zijn gearresteerd, kennelijk nadat zij daar zijn verraden. De registratiekaarten van de Joodse Raad geven aan dat zij in de nacht van 1 op 2 April 1943 in Westerbork zijn geregistreerd, waar zij hun deportatie moesten afwachten in barak 63. Op 6 April werden Maurits Glaser, zijn vrouw Mietje Glaser-David en hun kinderen Wolf (Willi) en Antonetta (Netty) op transport gesteld naar Sobibor, waar zij bij aankomst op 9 April 1943 onmiddellijk in de gaskamers daar werden vermoord.
Bronnen o.a. het het Regionaal archief Rivierenland, bevolkingsregister Culemborg/Glaser; Stadsarchief Rotterdam, registratiekaart Bevolkingsregister van Maurits Glaser, gezinskaart van Maurits Glaser; het Stadsarchief Amsterdam, archiefkaarten van Maurits Glaser, Mietje David en Wolf en Antonetta Glaser; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Maurits Glaser, Mietje Glaser-David, Wolf Glaser en Antonetta Glaser; het boek “Vernietigingskamp Sobibor” door Jules Schelvis, transportlijst van 6 April 1943, pagina 353 en toevoegingen en informatie van bezoekers (Paul Glaser) van de website.