Verhaal

In Memoriam II

1941-1945

Op 11 maart 1941 staat in de krant dat Comprecht een nieuwe zaak in Apeldoorn heeft gevestigd met de naam ‘Constructie, verkoop en reparaties van elektrische apparaten’. Een dag later wordt de anti-Joodse maatregel afgekondigd, waarin bekend wordt gemaakt dat kleine ondernemingen geliquideerd zullen worden, en grotere of economisch interessante bedrijven door ariërs zullen worden overgenomen. Tot wanneer Comprecht nog actief is bij de Apeldoornsche Radiocentrale is onbekend gebleven, mogelijk combineert hij beide functies. Het A.R.C. wordt onteigend en valt in handen van de nazi’s (1943).

Er zijn ook al advertenties van september 1940 en mei 1941 waaruit blijkt dat Comprecht handelt in bedwelmingsapparaten voor vee. Hij biedt daarin twee soorten apparaten aan, en allerlei keuzemogelijkheden van elke soort. De prijzen bedragen veertig gulden of meer voor kleinvee en honderd gulden of meer voor grootvee. Een demonstratie ter plekke, eventueel gevolgd door een rituele slachting, is ook mogelijk. Comprecht is hiervoor te bereiken op telefoonnummer 2014. Het is onbekend of ook hij zelf de demonstraties of de rituele slachtingen uitvoert.

Selma begint op 1 juni 1941 als leidster van het rusthuis in het Apeldoornsche Bosch. Het is onbekend of ze al eerder werkervaring heeft opgedaan in de zorg. Over Selma is verder geen persoonlijke informatie gevonden.

Een half jaar later verlaat het gezin Nieweg de woning aan de Kerklaan. Het nieuwe adres is Koppellaan 6. De datum verwijst naar een gedwongen verhuizing. Mogelijk is het huis aan de Kerklaan gevorderd of ontbreekt het Comprecht en Selma aan financiële middelen om de woonlasten te kunnen opbrengen. Een jaar later komt het eveneens Joodse echtpaar Weiler, Leopold (1867-1942) en Clothilde (1872-1942), inwonen in het huis aan de Koppellaan.

In de zomer van 1942 begint Comprecht als technisch leider jeugdzorg in het Apeldoornsche Bosch. Formeel heeft hij dezelfde startdatum en dezelfde rol als zijn nog maar zeventienjarige halfzus Betsy. In deze periode werken zijn broers Jozef en Marcus ook bij deze psychiatrische inrichting. Het is onbekend wat de functie heeft ingehouden, het is goed denkbaar dat het een gecreëerde functie is geweest, in een poging om deportatie naar een werkkamp te voorkomen.

Het is onbekend hoe lang Comprecht bij het Apeldoornsche Bosch heeft gewerkt. Hij wordt namelijk tussen drie en vijf oktober 1942 in Kamp Westerbork geregistreerd. Hij lijkt echter niet tot de grote groep Apeldoornse Joden te behoren, die in de nacht van twee op drie oktober 1942 uit huis worden gehaald. Hoewel er geen documenten zijn, die zijn verblijf in een werkkamp bevestigen, is het wel aannemelijk dat hij in een werkverschaffingsproject heeft gezeten. Aanwijzingen hiervoor zijn de registratiedatum in doorgangskamp Westerbork in combinatie met het feit dat hij niet op de lijst staat met de namen van de Apeldoornse Joden die in dezelfde periode uit hun huizen zijn gehaald. Als Comprecht daadwerkelijk is gestart bij het Apeldoornsche Bosch, kan hij maximaal drie volle maanden werkzaam zijn geweest in een werkkamp.

Selma en hun zoon Benjamin Comprecht staan wel op de eerder genoemde lijst. Zij worden in de nacht van twee op drie oktober 1942 uit het huis aan de Koppellaan gehaald. In het Drentse doorgangskamp wordt het gezin weer herenigd.

Vier weken later, op maandag 2 november 1942, vertrekt vanuit het kamp transport 33. De drie gezinsleden worden, samen met 951 anderen, naar Auschwitz gedeporteerd. Bij aankomst op donderdag 5 november 1942 worden Selma en Benjamin Comprecht door vergassing om het leven gebracht.

Comprecht wordt van Auschwitz naar concentratiekamp Sachsenhausen gedeporteerd, een kamp vernoemd naar de wijk in de stad Oranienburg.

De sterfdatum van Comprecht is vastgesteld op 31 januari 1945, Oranienburg.

In de Nieuwe Apeldoornse Courant van 9 maart 1944 wordt de zaak van Comprecht genoemd in de categorie ‘opheffingen’. Betsy, de halfzus van Comprecht, trouwt in 1952 en heeft geen nakomelingen gekregen.

Bronnen: Verwanten van Selma Nieweg-Cohen, het Utrechts Archief, Archief Eemland, Stadsarchief Amsterdam, het Westfries Archief en Delpher (gedigitaliseerde Nederlandse historische kranten).. Afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork, CODA Archief Apeldoorn, Digitaal Joods Monument, Erica adresboek van Apeldoorn, het Gelders Archief, ITS Archiv Bad Arolsen (International Tracing Service), het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters en Yad Vashem.

6 oktober 2020