Barend Barend was de derde van de twaalf kinderen van Gerrit Barend en Heintje Visser. Hij was geboren op 4 Mei 1897 in Amsterdam en trouwde daar op 8 Juli 1925 met de Amsterdamse Sara Premselaar, geboren op 5 April 1897, een dochter van Aäron Premselaar en Jette Koe. Barend en Sara kregen één dochter, genaamd Jettie, die geboren was op 22 November 1929. Toen Barend’s jongere zuster Lena op 20 November 1940 in het huwelijk trad met Joseph Polak, was Jettie één van de twee bruidsmeisjes.
Nadat Barend en Sara in 1925 gehuwd waren woonden zij enkele jaren in de Vechtstraat 48 hs. Op 4 Mei 1928 verhuisden zijn naar de Amsteldijk 125 hs, vervolgens op 18 Februari 1931 naar de Sarphatistraat 123, maar alweer een jaar later, op 10 Mei 1932, betrokken zij opnieuw de woning op de Amsteldijk 125 hs, van waar zij op 14 Mei 1938 naar de Ingogostraat 14 hs in Amsterdam-Oost verhuisden. Daar woonde Barend’s broer Abraham met zijn gezin al vanaf Februari 1927 op de 3e etage.
Barend begon als lijstenmaker maar na zijn huwelijk werd hij koopman in groente. Hij runde toen een groentewinkel en zijn zaak was door de Joodse Raad aangemerkt als een z.g. “Joods Lokaal”, waar het Joden nog was toegestaan om boodschappen te doen. Joodse middenstanders die een zaak hadden die was aangemerkt als een “Joods Lokaal” hadden daarvoor doorgaans een bijzondere vrijstelling van deportatie. Barend had echter géén “Sperre”. Dat hield in dat Barend en zijn gezin niet vrijgesteld waren van deportatie en dus konden worden opgeroepen voor de zogenaamde “Arbeitseinsatz”.
In de nacht van 5 op 6 September 1942 werden Barend, zijn vrouw Sara en dochter Jettie opgepakt, gelijktijdig ook zijn broer Abraham met zijn gezin en beide families Barend werden afgevoerd naar Westerbork, van waar zij op 7 September 1942 op transport gesteld werden naar Auschwitz
Het transport maakte een tussenstop in Kozel, waar 110 jongens en mannen tussen 15 en 50 jaar werden gedwongen om de trein te verlaten die vervolgens als dwangarbeiders tewerkgesteld werden in de omliggende werkkampen. Degenen die achterbleven in de trein werden verder naar Auschwitz vervoerd om daar te worden vermoord.
Sara Barend-Premselaar en haar 12-jarige dochter Jettie bleven achter in de trein, die op 10 September 1942 in Auschwitz aankwam. Zij werden toen met vele anderen, waaronder ook haar schoonzuster Anna Barend-Naarden met haar kinderen Isaäc en de 2-jarige Barend Barend, onmiddellijk in de gaskamers van Auschwitz-Birkenau vermoord.
Barend Barend echter behoorde zeker tot de groep van 110 personen die in Kozel voor dwangarbeid werden gedwongen de trein te verlaten, net als zijn broer Abraham met zijn zoon Gerrit. Ook Barend kwam net als zijn broer Abraham en neefje Gerrit uiteindelijk in Seibersdorf terecht waar hij als gevolg van de inhumane omstandigheden om het leven is gekomen, maar het is niet bekend op welke datum precies. Daarom heeft het Nederlandse Ministerie van Justitie opdracht gegeven aan de Gemeente Amsterdam om voor Barend Barend een akte van overlijden op te maken, waarin is vastgesteld dat hij op 31 Januari 1943 in Seibersdorf is overleden.
Bronnen o.a. Stadsarchief Amsterdam, gezinskaarten van Gerrit Barend en Barend Barend, archiefkaarten van Barend Barend en Sara Premselaar; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Barend Barend, Sara Barend-Premselaar en Jettie Barend; woningkaart Amsterdam Amsteldijk 125 hs, de wikipedia website jodentransporten vanuit Nederland.nl en een toevoeging van een bezoeker van de website.