Verhaal

Gezin David de Groot

Door: Frans Leijen

David de Groot verhuisde in 1920 met zijn vrouw Betje Wagenaar naar Bergen. Hij was handelaar en haalde lompen en oud ijzer op. 's Zomers verkocht hij schepijs bij uitspanning Duinvermaak aan de Breelaan in Bergen en 's winters verkocht hij koek en zopie op de bevroren vijvers van het Oude Hof. Bijna iedereen in Bergen kende hem. Hij was geliefd.

Het echtpaar had vier kinderen: Aron (1907), Kaatje (1911), Anna (1914), Marianna Elisabeth (1918). Alleen Kaatje overleefde de oorlog.

David had een prachtige tenorstem en richtte in 1921 het Bergense Mannenkoor op.

Het gezin moest in april 1942 naar Amsterdam vertrekken. Aron en Kaatje waren al het huis uit en woonden in Amsterdam. David, Rosalie, Anna en Marianna kwam bij hen te wonen. 

David en Betje vertrokken op 4 februari 1943 naar Westerbork. Vijf dagen later volgde deportatie naar Auschwitz, alwaar ze op 12 februari 1943 stierven.

De twee zussen Anna en Marianna kwamen op 17 maart 1943 eerst in werkkamp Vught terecht. Een half jaar later moesten zij alsnog naar Westerbork, waar ze meteen op de trein gezet werden naar Auschwitz. Daar zijn ze op 24 september 1943 omgebracht.