Salo Carlebach kwam op 11 november 1938 naar Nederland op uitnodiging van Fritz Kaufmann, de directeur van De Bijenkorf in Den Haag. Hij kwam naar Nederland omdat hij in Duitsland gezocht werd, hield zich verborgen en kon uiteindelijk uit Duitsland wegkomen. Hij was in het bezit van een affidavit voor de Verenigde Staten: toen hij zich op het consulaat in Rotterdam meldde, werd hem verteld dat zijn emigratie ongeveer 1 à 2 jaar zou duren. Hij was in het bezit van een scheepskaart naar Amerika, geldig tot 31 december 1939, en omdat hij van het Rabbiner Seminarium in New York een brief had ontvangen dat hij als leerling was aangenomen, had hij als student al kunnen vertrekken, maar besloot dit niet te doen omdat hij dan niet als emigrant zou gelden.
Zijn moeder woonde nog in Leipzig, zijn vader was al overleden. Een zus van Salo Carlebach woonde al in Amerika.
(bron: NIOD 181b, Comité voor Joodsche Vluchtelingen, inventarisnummer 19)