Verhaal

De familie van Anna van Dal en Salomon Israel

In Sobibor omgekomen

Door: Astrid

Familiefoto met (v.l.n.r.) David van Dal, Anna Israel-van Dal en Esther Israel met jodenster op, 1942 

Bron: Joods Museum, Amsterdam.

Anna van Dal, het eerste kind van Samuel van Dal en Hendrika van der Sluijs, was handwerkster. Zij is op 10 november 1926 in Rotterdam getrouwd met koffiehuisbediende Salomon Israel, zoon van politieagent Benjamin Israel uit Groningen en Esther Krant uit Hilversum. Anna en Salomon kregen een dochter: Esther (VIII1). Esther werd binnen de familie Elly genoemd en zij was kapster van beroep. Salomon werd binnen de familie Sam genoemd. Op 16 april 1936 zijn Anna, Elly en Sam naar Amsterdam verhuisd, waar ze aan de Zocherstraat 22 I hoog woonden. Salomon werd in Amsterdam theaterportier.

In diverse archieven is informatie over de familie Israel-van Dal gevonden. Daarnaast beschikt het archief van het Joods Museum over brieven die door Anna, Sam en Elly zijn geschreven aan Samuel en zijn tweede vrouw Lena Graute. Op basis van deze documenten kan worden geschetst wat er met de familie is gebeurd, hoewel de combinatie ervan tot enkele vraagtekens leidt.  

De vraagtekens beginnen met de datum van de eerste brief die in het archief van het Joods Museum bewaard is. De brief heeft een datum van 30 augustus 1942 en is niet met een naam ondertekend. Hij lijkt te zijn geschreven door Anna. Ze schrijft haar vader Samuel en zijn tweede vrouw Lena om hen te bedanken voor het ontvangen pakket met levensmiddelen en vertelt hen dat dit waarschijnlijk haar laatste brief is omdat ze naar Polen zullen gaan. De toonzetting van de brief is krachtig en luchtig en eindigt met “Kop Op Wij komen terug”, waarvan ieder woord apart onderstreept is. Maar vanaf welke plaats ze deze brief verstuurd heeft is onduidelijk in relatie tot de andere gegevens die van de familie bekend zijn. Op de documenten van de familie uit de Arolsen archieven is namelijk vermeld dat Anna en haar dochter Elly vanaf 7 mei 1943 in kamp Vught zaten en er zijn geen gegevens gevonden over de periode waar zij zich vóór die datum bevonden.

Op het document van Sam uit de Arolsen archieven is aangetekend dat hij al op 20 februari 1943 in kamp Vught zat, in barak 58. Op zijn kaart uit de cartotheek van de Joodsche Raad is een datum van 8 augustus 1942 gestempeld, waarvan onduidelijk is of dit de datum is waarop hij voor het eerst in een kamp kwam. Kamp Vught werd in de zomer van 1942 opgebouwd en werd vanaf januari 1943 in gebruik genomen. Het is mogelijk dat Sam aan de bouw van kamp Vught heeft meegewerkt, of dat hij eerst in Westerbork zat, gegeven de aantekening dat hij op 15 november 1942nog in WBK” was. Wat verder opvalt aan zijn kaart is de omschrijving “Moerdijk” met de datum van 21 mei 1943 en barak 2a. Deze informatie duidt erop dat Sam op 21 mei 1943 naar Kamp Moerdijk is gegaan. Dit was voor hem en voor zijn familie een intermezzo, dat in opdracht van “Organisation Todt” tot stand was gekomen.[1]

 

Kamp Moerdijk

Kamp Moerdijk was één van de zogenoemde “Aussenkommandos” van Kamp Vught. Kamp Vught was het enige officiële SS-concentratiekamp naar Duits model in Nederland, rechtstreeks ressorterend onder het economisch directoraat van de SS in Berlijn. Kamp Moerdijk is ontstaan, omdat de Duitsers de bruggen over het Hollandsch Diep bij Moerdijk wilden beschermen; ze waren voor hen van een enorme militair-strategische waarde. Daarom legden ze een aantal marineschepen in de haven van Moerdijk en sloopten ze gebouwen aan de haven, zodat ze vanuit de marineschepen permanent vrij zicht op de bruggen konden houden. In de wijde omtrek werden extra maatregelen genomen om een eventuele aanval van de geallieerden op de bruggen onmogelijk te maken.

De regie voor deze maatregelen lag bij de “Organisation Todt”. De OT noteerde de werkzaamheden als “Stützpunktgruppe Moerdijk, Baupunkte 95 - 99”. Op een tekening van de OT van 25 januari 1945, waarop de bezetters zelf aantekenden welke delen inmiddels door de geallieerden waren bezet, is een overzicht van alle bouwwerken in en rondom Moerdijk te zien. De tekening maakt deel uit van een inventarisatierapport met historische verdedigingswerken bij Moerdijk. Dit rapport is gearchiveerd bij de Drechtsteden.

Vanaf 26 maart 1943 tot eind februari 1944 zijn voor alle werkzaamheden zo’n 700 niet-Joodse, politieke gevangenen en 500 Joodse gevangenen uit Kamp Vught ingezet. Er moest als eerste een tankval rondom Moerdijk worden gemaakt. De Joodse dwangarbeiders werden in Kamp Vught geworven alsof zij vrijwilligers waren, onder de vermelding dat hun inzet zou worden beloond met een goede behandeling van hun familie, inclusief een vrijwaring van transport naar het oosten. Eenmaal aan het werk in Kamp Moerdijk hadden de Joodse ‘vrijwilligers’ een beroerd bestaan. Ze hadden enorm lange werkdagen en werden voortdurend opgezweept, kregen lijfstraffen en (te) weinig eten. Ze sliepen in oude, vieze scheepsbarakken van de luchtdoelartillerie die in de haven stonden. Medische verzorging was er nauwelijks. Wanneer iemand ernstig ziek werd, ging hij in een open vrachtauto naar de ziekenbarak in Vught. Vanuit het kamp zijn enkele vluchtpogingen ondernomen, maar die werden hard afgestraft, en ze leidden in sommige gevallen tot de dood.

Veel van de Joodse arbeiders in Moerdijk ontdekten na terugkeer in Kamp Vught dat hun familieleden op transport waren gezet. Daarna waren ze zelf aan de beurt. Eind februari 1944 werd Kamp Moerdijk opgeheven. Het kamp werd bij de bevrijding in 1945 in brand gestoken. Van de 500 Joodse dwangarbeiders hebben er vier de oorlog overleefd.

Dat Sam tijdelijk elders is geweest, is uit de brieven van de familie af te leiden. Elly schreef twee brieven aan haar Oma Lena vanuit barak 34b van Kamp Vught, waar ze samen met haar moeder verbleef. In beide brieven is duidelijk te lezen dat de schrijfster een jong meisje is, in de bloei van haar leven. Opvallend is dat de brieven zeer opgewekt zijn en geen speculaties over of verwijzingen naar hun gevangenschap bevatten. Dat kwam waarschijnlijk doordat elke brief streng werd gecensureerd door de kampleiding. In de eerste brief van 28 mei 1943 schrijft Elly aan haar Oma: “Ik heb een nieuwtje. Ik heb hier verkering met een schat van een jongen. Hij is op het ogenblik bij pa. Leuk he?” (“bij pa” is dus in Moerdijk!). In haar tweede brief van 15 juni 1943 staat:

“Lieve Oma en familie,

Hoe is het ermee? Met mama en mij gaat het goed ook met pa. Oma uw pakjes ontvangen. Het was heerlijk. Het potje zuur helemaal. Wij ontvangen van Tante Wies ook steeds pakjes. Oma kunt u ons voor tijdschriften zorgen. Bij voorbaat bedankt. Hoe is het met Opa. Ik hoop van goed. Dit is de tweede brief die ik u stuur. Oma hoe is het met uw kleinkinderen. Schrijven jullie maar veel. Wij hebben pas één brief ontvangen. Hoe is het met Piet en Mies. Oma wij hebben pa nog niet gezien, maar het zal wel gauw komen. Heeft u mijn vorige brief ontvangen. Wij hebben zojuist een pakje van Tante Wies ontvangen. Prachtig ze zorgt reuze goed voor ons hoor. Hoe is het met Willem. Is hij nog thuis. En hoe is het met zijn maag. Ik wens hem sterkte en Kaat ook. Nu Oma ik schei er mee uit, want mama moet schrijven. Nu daag 100.000 kusjes en de groeten aan allemaal. Uw liefhebbende Elly.”

In dezelfde brief wordt het laatste stukje geschreven door haar moeder Anna:

“Lieve Moeder, broers en zusters,

Hallo jongens. Ik ben er ook nog bij hoor. Elly en ik slapen naast elkaar, fijn hoor. Wat waren we blij met uw pakje. Vooral de visch, tomaten en komkommer, we hebben gesmuld hoor. Bedank ook Levie en Gerrit en allen die er aan meegedaan hebben. Fijn dat Vader er nog is. Is Daaf naar Polen? Troosten jullie Kitty zoveel mogelijk. Nu lieverd 1000 maal gekust en tot spoedig ziens. Anna”

Uit de twee brieven blijkt dat het voor Anna en Elly duidelijk is dat Samuel, de vader van Anna en de Opa van Elly, “er nog is”. Zoals beschreven in zijn verhaal was Samuel op dat moment al enige maanden in Westerbork na zijn vreselijke ervaring in Kamp Ellecom en werd er hard gewerkt om hem naar huis te krijgen. Elly en Anna vragen aan Lena of David (Daaf), de broer van Anna, al naar Polen is gegaan. Ze weten nog niet dat hij inmiddels in Sobibor is vermoord. Tevens wordt duidelijk dat Anna en Elly een tijdje zonder het gezelschap van Sam in Kamp Vught hebben gezeten. Sam was vanaf 21 mei 1943 in Kamp Moerdijk aan het werk en kennelijk was de vriend van Elly daar ook. Uit Elly’s tweede brief blijkt dat Sam op 15 juni 1943 nog niet uit Moerdijk was teruggekeerd. Ze schreef dat het goed met hem ging. Sam is waarschijnlijk vlak daarna wel naar Vught teruggekomen. Anna, Sam en Elly zijn namelijk samen op 3 juli 1943, vanuit Kamp Vught, in barak 62 van Westerbork aangekomen. Na drie dagen, op 6 juli 1943, werden zij op transport gezet naar Sobibor. Bij hun vertrek uit Westerbork gooiden ze een laatste, haastig geschreven en opgewekte brief uit de trein, geadresseerd aan Samuel van Dal, die in Westerbork achterbleef en zelf een maand later naar huis zou terugkeren:

“Lieve Vader en Opa,

Wij zitten hier in Wagon 38 als haring in een ton maar met een gezellige ploeg, alle jonge menschen. Alles gaat op rolletjes. Trek het u niet aan want wij zijn vol goeden moed hoor. Geef alle bekende de groeten. Ik heb aan uw barakleider gevraagd of hij goed voor u zal zorgen. Vader ik hoop dat u gauw naar huis mag komen. En mocht u zoover zijn, dan kan u moeite doen om ons terug te vorderen. ik schrijf voor zekerheid onze geboortedatum op

Israel geb. 5-12-1902

Anna Israel v Dal 11-3-1908

Esther Israel 22-5-27

Duizend maal gekust voor u van uw lieve kinderen Ans, El en Sam

Kop Op”

Ze wisten allemaal niet dat ze direct na hun aankomst in Sobibor, op 9 juli 1943, zouden worden omgebracht. Elly was pas 16 jaar en ze was verliefd. Anna is 35 jaar geworden en Salomon was 40 jaar. De familie Israel-van Dal is in Gedenkboek 15 van de Oorlogsgravenstichting opgenomen.

[1] Op de website van Traces of War is een korte beschrijving van Kamp Moerdijk te vinden, evenals een korte film die via YouTube te zien is, getiteld “Het Jodenkamp van Moerdijk”. Theo Buijs geeft hierin een toelichting op wat er in Kamp Moerdijk gebeurde. Daarnaast is onder meer op de websites Joods Erfgoed Rotterdam en Canon van Moerdijk meer informatie over het kamp te vinden.

Gebaseerd op de brieven van Anna, Sam en Elly en op documenten uit het stadsarchief van Rotterdam, Amsterdam en van de Drechtsteden. Daarnaast is gebruik gemaakt van informatie van de Arolsen Archives, de websites Oorlogsbronnen, WieWasWie, het Joods Cultureel Kwartier (Joods Museum) en de cartotheek van de Joodsche Raad.