Abraham de Wit was een zoon van Levie de Wit en Grietje de Roode. Hij was koopman van beroep en verloofde zich met Veronica Kaufman op 17 Juli 1938, een dochter van Samuel Kaufman en Jetje Meijer. Vervolgens zijn Abraham en Veronica daarna in Rotterdam in het huwelijk getreden en op 17 Februari 1941 werd in Gouda hun dochtertje Grietje geboren.
Nadat Abraham met zijn ouders zus en broers ergens in het midden van de jaren 1930 vanuit Scheveningen weer teruggekeerd waren in Rotterdam, woonden zij in de Oranjeboomstraat 89a. Ten tijde van de verplichte registratie van alle Joden in Nederland, blijkt Abraham al weduwnaar geworden te zijn. Zijn vrouw Veronica Kaufman overleed in het Israëlitisch Ziekenhuis in de Schietbaanlaan in Rotterdam op 19 Juni 1941 en werd begraven op de Joodse Begraafplaats Toepad.
Hun baby Grietje, net 4 maanden oud, was toen al ondergebracht bij opa en oma Kaufman, die tijdens de oorlog op de Beukelsweg 39a woonden. Samuel Kaufman en zijn kleindochter Grietje de Wit werden al tussen 3 en 5 October 1942 afgevoerd naar Westerbork; Oma Jetje Kaufman-Meijer volgde pas op 13 Ocotober, maar op 16 October werden zij gedrieënlijk op transport gesteld naar Auschwitz. Bij aankomst aldaar op 19 October 1942 werd de 1 ½ jaar oude Grietje de Wit alsmede haar oma Jetje Kaufman-Meijer onmiddellijk vermoord in de gaskamers van Auschwitz-Birkenau.
Opa Samuel Kaufman daarentegen werd bij de tussenstop in Kosel gedwongen de trein te verlaten en kwam uiteindelijk terecht in de staalfabriek te Malapane in Silezië in Polen, waar hij na ruim een jaar als dwangarbeider te hebben “gewerkt”, door de ontberingen om het leven is gekomen. Hij werd begraven in een massagraf op de rooms katholieke begraafplaats in het nabijgelegen dorp Szczedrzyk.
Abraham de Wit werd op 4 Augustus 1942 in Westerbork geregistreerd en al op 7 Augustus gedeporteerd naar Auschwitz. Bij aankomst aldaar, ca 10 Augustus 1942, werd hij als dwangarbeider tewerkgesteld in het kamp, waar hij onder mensonterende omstandigheden heeft moeten “werken”. Uit de recentelijke mogelijkheid om de z.g. “Sterbebücher” van Auschwitz digitaal te raadplegen, blijkt dat Abraham de Wit daar op 4 September 1942 werd vermoord.
Na de oorlog, toen het bovenstaande nog niet bekend was, werd op basis van getuigenissen van overlevenden door de Nederlandse autoriteiten vastgesteld dat Abraham de Wit na 30 September 1942 niet meer in leven zou kunnen zijn. Er is toen opdracht gegeven aan de gemeente Rotterdam om een akte van overlijden op te maken waarin officieel is vastgesteld dat Abraham de Wit op 30 September 1942 in Auschwitz is overleden.
Bronnen o.a. het Stadsarchief Rotterdam, gezinskaarten van Levie de Wit en Samuel Kaufman; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Abraham de Wit, Grietje de Wit, Samuel Kaufman en Jetje Kaufman-Meijer; overlijdensaktes uit Rotterdam/voor Abraham de Wit nr. 2520 d.d. 27 Juli 1950 en voor Veronica de Wit-Kaufman nr. 3021 d.d. 23 Juni 1941 en de website joodserfgoed Rotterdam.nl/Beukelsweg 39a.