Het gezin van Barend van Cleef bestond oorspronkelijk uit zes personen, t.w. Barend van Cleef zelf, zijn vrouw Sophia Johanna van Geldere en hun vier kinderen Hartog, Saul, Rozet en Sientje. Saul van Cleef was geboren op 12 Februari 1922 maar hij werd slechts 2 jaar oud; hij overleed op 4 October 1924. De jongste dochter Sientje van Cleef was geboren op 18 April 1926 maar ook zij overleed op jonge leeftijd; zij werd maar 11 jaar en stierf op 1 Maart 1938. Hun twee nog overlevende kinderen waren Hartog van 13 December 1919 en Rozet van 18 April 1924.
Barend van Cleef , een zoon van Hartog van Cleef en Rosette Roodveld, werd op 2 November 1890 in Amsterdam geboren en onderhield zijn gezin als broodbezorger en als winkelier in zuurwaren. Zijn vrouw, Johanna Sophia van Geldere, een dochter van Saul van Geldere en Sientje Fransman, was op 16 September 1892 in Doesburg geboren en hun huwelijk werd op 19 Februari 1919 in Amsterdam gesloten
Nadat Barend en Sophia Johanna in Februari 1919 waren getrouwd, begonnen zij in de Valkenburgerstraat 9 3-hoog-vóór bij Kropveld. Maar al na slechts een week vertrokken zij daar om op 27 Februari 1919 een woning aan de Snoekjesgracht 11 III te betrekken, waar vanaf 22 October 1920 tot 21 September 1921 óók nog Barend’s ongehuwde schoonzuster Engelina van Geldere kwam inwonen. Vanaf 14 Februari 1928 woonde het gezin Van Cleef in de Vrolikstraat 299 hs in Amsterdam-Oost en vanaf eind September 1936 woonden zij op huisnummer 94 hs in dezelfde straat.
Na het uitbreken van de 2e Wereld Oorlog werden alle Joden verplicht zich vanaf 10 Januari 1941 te laten registreren bij de plaatselijke Bevolkingsregisters. Deze maatregel kan niet anders gezien worden als het fundament van de deportatie van de Nederlandse Joden. Van elke Joodse persoon werd een registratiekaart aangemaakt, echter van Barend van Cleef en zijn vrouw Sophia Johanna van Geldere, blijken er géén registratiekaarten te vinden te zijn in de cartotheek van de Joodse Raad, maar wél van hun kinderen Hartog en zijn zus Rozet.
Maar uit de registratiekaart van Barend’s dochter Rozet van Cleef kan worden vastgesteld dat Barend, als winkelier in zuurwaren, op 10 Juli 1942 een z.g. vrijstelling van deportatie wegens “Joodsch Lokaal” heeft gekregen, op grond van een aanvraag om zijn winkel als Joods Lokaal (Lok-A en/of Lok-Z) aan te merken, waar vervolgens uitsluitend Joden mochten kopen. Daarmee werd zijn gezin - wat toen bestond uit Barend zelf, zijn vrouw Sophia Johanna en zijn dochter Rozet (zijn zoon Hartog zat in een Joods werkkamp) - voorlopig “teruggesteld” van de z.g. “Arbeitseinsatz”, de werkverruiming in Duitsland.
Van de registratiekaart van Rozet van Cleef wordt duidelijk, dat zij, en zeer waarschijnlijk ook haar beide ouders, op 11 November 1942 opgeroepen zijn om zich te melden in Westerbork. Van daar zijn zij toen op 16 November op transport gesteld naar Auschwitz en bij aankomst aldaar op 19 November 1942 onmiddellijk in de gaskamers van Auschwitz-Birkenau vermoord.
Bronnen o.a. het Stadsarchief van Amsterdam, gezinskaart Barend van Cleef; en Engelina van Geldere; archiefkaarten van Barend van Cleef, Sophia Johanna van Geldere, Hartog van Cleef en Rozet van Cleef; het archief van de Joodse Raad, registratiekaart van Rozet van Cleef; de Amsterdamse overlijdensaktes nr. 430, 431 en 439 voor Barend van Cleef, Sophia Johanna van Cleef-van Geldere en Rozet van Cleef, resp. uit de A-registers A64-73v en A64-75; de wikipedia website Jodentransporten vanuit Nederland.nl en de Publicatie "Vermoedelijk op transport", blz 42 en 43 door Raymund Schütz.