Al op 22 april 1917 – hij was pas 14 jaar - werd Meijer Polak, als 1e zoon van Gompel Polak en Bloeme van Kolm, (leerling)brilliantslijper en lid van de diamantbewerkersbond. Hij werkte toen voor de diamantslijperij van de gebroeders Rudelsheim aan de Valkenburgerstraat 72.
Meijer bleef echter niet in dit vak hangen. De hausse van de diamanthandel, zoals deze vanaf de 2e helft van de vorige eeuw bestond, was tanende, en hij besloot in 1919 om kleermaker te worden. Dat is dan ook zijn beroep wanneer hij op 10 mei 1922 voor de militaire dienst gekeurd en geschikt geacht wordt. Na 1930 ging Meijer werken bij de “Pelterijenhandel Splitter frères”; een bonthandel aan het Koningsplein 3, in het centrum van de stad.
Op 1 juli 1925 trouwde Meijer in Amsterdam met Sara Schelvis, dochter van werkman, venter en winkelier Nathan Schelvis en Duifje Dagloonder uit Amsterdam. Na hun huwelijk woonde het echtpaar in de Spaarndammerbuurt in West aan de Hembrugstraat 72 huis en dit is hun enig bekende en laatste woonadres. Twee jaar later werd daar hun dochter Bloeme geboren.
Het voortbestaan van de familie is gesmoord in de kampen. Vader Meijer werd op 20 februari 1943 naar kamp Vught gebracht. Op 20 september 1943 kwam hij in Westerbork terecht, waarna hij op transport werd gezet naar het oosten. Hij is op 9 februari 1944 in Auschwitz omgekomen.
Zijn vrouw Sara is volgens haar kaart in de cartotheek van de Joodsche Raad vanuit Eindhoven op 10 mei 1943 in Westerbork terecht gekomen en op 18 mei 1943 naar Sobibor getransporteerd, waar zij op 21 mei 1943 is vermoord.
Hun dochter Bloeme zat op 18 april 1943 in Westerbork (barak 63). Zij werd op 29 juni 1943 op transport gezet en op 2 juli 1943 in Sobibor omgebracht. Zij was pas 16 jaar.
Gebaseerd op de indexen van het stadsarchief van Amsterdam en informatie van de websites wiewaswie.nl en oorlogslevens.nl