Maurits van Noord, de enige zoon van Leendert van Noord en Marie van Geldere, was geboren op 24 Mei 1920 in Amsterdam. Hij woonde toen nog met zijn ouders in de Rapenburgerstraat in Amsterdam en verhuisde op 6 April 1938 mee naar de Muiderstraat 35. Hij was werkzaam als kantoorbediende bij een bedrijf in rijwielonderdelen en was ongehuwd.
Op 20 Juli 1942 werd Maurits opgeroepen voor de z.g. “Arbeitseinsatz” maar wegens de “Sperre” van zijn vader werd hij de 23e alsnog (tijdelijk) vrijgesteld van deportatie. Zeer waarschijnlijk keerde Maurits terug naar huis en is er met zijn ouders overlegd op welke wijze zij allemaal in onderduik konden gaan.
Uit een aantekening op zijn archiefkaart van het Stadsarchief Amsterdam blijkt, dat Maurits op 15 September 1942 werd “opgenomen” in het Provinciaal Ziekenhuis in de gemeente Bloemendaal, de psychiatrische instelling Meer-en-Berg te Santpoort. De website Bloemendaal 1940-1945 vermeld dan ook dat in 1942 en begin 1943 er rond de 200 Joden in het Provinciaal Ziekenhuis nabij Santpoort, daartoe door het Bestuur van het Ziekenhuis in staat gesteld, zich als patiënt hebben laten opnemen en zijn op deze manier ondergedoken. (Copyright 2010-2012 Webmaster 1940-1945.bloemendaal.nl). Ook zijn ouders konden zich op 16 November 1942 “laten opnemen” in de psychiatrische instelling in Warnsveld, onderdeel van het Oude en Nieuwe Gasthuis te Zutphen.
Onderzoek naar de gebeurtenissen tussen 4 Januari 1943 en 5 Februari 1943 doet vermoeden dat Maurits van Noord na de Duitse confiscatie van het terrein en de gebouwen van het Provinciaal Ziekenhuis in Santpoort, t.b.v. de bouw van de Atlantikwall, niet behoorde tot de 1334 patienten en de 404 personeelsleden, die na die 4e Januari 1943 werden geëvacueerd naar de psychiatrische instellingen Willem Arntzhoeve in Den Dolder en Groot Graffel te Warnsveld, onderdeel van het Oude en Nieuwe Gasthuis te Zutphen.
Maurits zou vóór midden Januari, toen de instelling te Santpoort op last van de bezetter leeg moest zijn, elders een schuiladres hebben gevonden, waar hij alsnog werd gearresteerd. Na ondervraging op een Amsterdamse politiebureau werd Maurits gevangen gezet in het “Oranjehotel” in Scheveningen, vanwaar hij volgens “lijst ’s-Gravenhage” op 5 Februari 1943 met een straftransport naar Westerbork werd overgebracht.
Voor die transfer van Scheveningen/Den Haag naar Westerbork moest uiteraard betaald worden en er werd voor Maurits een nieuw vervoersbiljet naar Hooghalen uitgeschreven, waarmee hij op die datum - vermoedelijk onder bewaking - per trein naar Westerbork mocht reizen. Zijn registratiekaart van de Joodsche Raad vermeld daartoe “BNH”, Biljet Naar Hooghalen. Op 7 Februari werd Maurits in Westerbork ingesloten in strafbarak 66 en twee dagen later, op 9 Februari 1943 naar Auschwitz gedeporteerd. Bij aankomst in Auschwitz op ±12 Februari 1943 werd de 23-jarige Maurits nog wel ingezet als dwangarbeider maar het is niet bekend waar en in welk “Arbeitskommando” hij terecht is gekomen, noch is zijn exacte datum van overlijden bekend.
Daarom hebben de Nederlandse Autoriteiten na de oorlog vastgesteld, mede op basis van getuigenissen van overlevenden, onderzoek en andere informaties, dat Maurits na 30 November 1943 niet meer in leven zou kunnen zijn. De Gemeente Amsterdam heeft toen opdracht gekregen om een overlijdensakte voor Maurits van Noord op te maken, waarin is vastgelegd dat hij op 30 November 1943 in de omgeving van Auschwitz is overleden.
Bronnen o.a. het Stadsarchief Amsterdam, gezinskaart Leendert van Noord, archiefkaart Maurits van Noord; website Bloemendaal 1940-1945;John Stienen/info evacuatie Santpoort-Den Dolder en straftransport Oranjehotel-Westerbork; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Maurits van Noord; Raymund Schütz/BNH; de akte van overlijden nr. 97 van 26 Mei 1953 voor Maurits van Noord uit het A-register 100-folio 18 en een deel uit het boek van Marco Gietema, Cecile aan de Stegge, “Vergeten slachtoffers, Psychiatrische inrichting de Willem Arntz Hoeve in de Tweede Wereldoorlog, Amsterdam, Boom, 2017.