Mozes Gobes, een zoon van Andries Gobes en Schoontje da Costa da Fonseca, was geboren op 22 April 1893 in Amsterdam. Toen hij nog ongehuwd was, werkte hij als diamantslijper. Later runde hij zijn eigen kapperszaak in de Blasiusstraat 130 hs. Mozes trouwde op 21 Juli 1920 in Amsterdam met de kleermaakster Clara Kapper, een dochter van Meijer Kapper en Judith Leon. Op 9 Januari 1924 kregen zij een tweeling, Jeannette en Judith.
Vlak voordat Mozes met Clara trouwde, woonde hij al in bij zijn schoonfamilie Kapper, die in de Blasiusstraat op nr. 118 woonden. In September 1921 betrokken zij woonruimte in de Blasiusstraat 109, een inwoning bij Beugeltas. In 1922 keerden zij terug naar huisnummer 118, en woonden in bij Judith Leon, die op 16 April 1922 weduwe van Meijer Kapper geworden was.
Op 24 November 1926, toen de tweelingzusjes Jeannette en Judith inmiddels bijna 2 jaar oud waren, verhuisde het gezin Gobes naar de Blasiusstraat 138 hs en per 13 Juni 1933 naar nr. 130 hs, waar al vanaf April 1926 zijn kapperszaak gevestigd was.
Mozes Gobes verkreeg de z.g. “Joodsch Lokaal Sperre”, waarmee zijn kapperszaak - als onderdeel van de anti-Joodse maatregelen die de Duitsers doorvoerden - werd aangemerkt om verplicht en uitsluitend Joodse clientèle te bedienen. Een bijkomend “voordeel” was dat daardoor het hele gezin Gobes voorlopig tot nader order was vrijgesteld van deportatie.
Mozes' dochter Judith besloot om op 22 Juli 1942 in het huwelijk te treden met Jonas Dingsdag, een zoon van Levie Dingsdag en Mietje Theeboom. Hij was geboren op 14 Augustus 1916 en verdiend zijn brood als goudsmid. Jonas was al op 8 Juni 1941 komen inwonen bij het gezin van Mozes Gobes in de Blasiusstraat. En als echtgenoot van Judith Gobes, was ook Jonas voorlopig vrijgesteld van deportatie.
Maar op 20 Juni 1943, tijdens de grootschalige en in het geheim voorbereidde razzia trof ook het lot het gehele gezin Gobes. Die Zondag werden Mozes Gobes, zijn vrouw Clara en dochter Judith en haar man Jonas Dingsdag gearresteerd en afgevoerd naar Westerbork. Dochter Jeannette was echter al een maand tevoren, op 20 Mei opgepakt en op 28 Mei 1943 in Sobibor vermoord.
Meer dan 5500 Amsterdamse Joden werden die Zondag 20 Juni 1943 opgepakt en per trein naar Westerbork gebracht. Mozes Gobes belandde toen in barak 93, zijn vrouw Clara in barak 58 en hun schoonzoon Jonas in de strafbarak 67. Van Judith Dingsdag-Gobes is dat echter niet bekend. Allen werden op 29 Juni 1943 gedeporteerd naar Sobibor en bij aankomst aldaar op 2 Juli 1943 onmiddellijk in de gaskamers vermoord.
Bronnen o.a. het Stadsarchief Amsterdam, gezinskaart Mozes Gobes en Jonas Dingsdag, archiefkaarten van Mozes Gobes, Clara Kapper en Jonas Dingsdag; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Mozes Gobes, Clara Gobes-Kapper, Jeannette Gobes, Judith Dingsdag-Gobes en Jonas Dingsdag; de wikipedia website Razzia 20 Juni 1943 en de wikipedia website jodentransporten vanuit Nederland.nl.